doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: Oude schuld
In: Miss Campbell en andere verhalen
Schiedam: H.A.M. Roelants, 1924 (vierde dr., oorspr. 1885)


XIV.

Agnes kwam dien avond niet meer beneden; zij bleef op haar kamer en nadat mevrouw Marwijk de kleine kinderen naar bed had gebracht, begaf zij zich naar't kamertje, dat Agnes behoorde.
Het meisje lag op de knieën voor haar bed, het gelaat in de witte lakens verborgen; 't was reeds donker, de maan wierp haar stralen door het kunstwerk van klimop, dat zich bevallig rondom het raam slingerde en verlichtte het eenvoudige, echt jonkvrouwelijke vertrek.
Daar stond Agnes' kleine schrijftafel met haar lievelingsboeken, haar werkdoos, haar portretten en beeldjes aan den muur, kleine handwerkjes, die zij gemaakt of ten geschenke ontvangen had, waren de eenige sieraden.
Een zachte geur van versch gesneden hooi en frissche bloemen vervulde de lucht; alles ademde kalmte en vrede en vormde een smartelijk contrast met Agnes' schreiend gezichtje, dat zij ophief toen haar moeder voorzichtig binnentrad.
"Ik dacht dat je sliep," zeide mevrouw Marwijk, terwijl haar dochter opstond en zich snikkend aan haar borst wierp.
"Lieve meid, wees toch niet zoo bedroefd, zeg eenvoudig aan vader, dat je dien man niet hebben wilt en ik zal er blij toe om wezen."
"Och, mama, dat doe ik niet. Morgen zal ik papa zeggen, dat ik.. . . dat ik neef Kees zal trouwen en hoe spoediger hoe beter."
"Maar ik wil 't niet hebben, dat je je opoffert, dat je je...
't is een verschrikkelijk woord - verkoopt."
"Dat doe ik ook niet, mama! Ik zal nooit meer iemand kunnen liefhebben, maar neef schijnt dit ook niet te verlangen; ik zal een goede vrouw voor hem zijn en wij zullen altijd bij mekaar blijven, als we op de fabriek gaan wonen en u hier blijft; ik zal me wel schikken."
"Schikken in het leven, nu al, terwijl je nog pas achttien bent? Daar is het te vroeg voor; neen, daartoe dient het huwelijk niet."
"Schikken moet ik mij toch in 't leven," zeide het meisje met een treurigen glimlach, "'t is dus beter, dat ik u allen gelukkig

[47:]

maak; dit is de grootste troost, dien Onze Lieve Heer mij geven kan."
"Maar, Agnes, je spreekt of je het leven reeds moede waart?"
"Och, mama, hoe zou u gesproken hebben wanneer papa u twintig jaar geleden verlaten had, zonder een woord, een groet, een verklaring?"
"Je moet dat zoo niet opnemen; die man was je onwaardig."
"Neen, dat was hij niet.
"Ach, hij had me zoo lief en ik vertrouwde hem zoo; dat hij vreemd handelde is zeker aan een gewichtige reden toe te schrijven."
"Hij had berouw over zijn stap bij je vader; hij is een man van wiens verleden wij niets weten en ik dank den goeden God, dat Hij mijn kind bijtijds heeft bewaard voor een huwelijk met zulk een bedrieger."
"Zeg dat niet, mama; we weten immers niet, wat hem zoo deed handelen; we mogen niet oordeelen en wat zijn verleden betreft, al was dit ook zoo vlekkeloos niet, ik zou het vergeven en vergeten hebben, wanneer hij 't mij bekend had."
"Agnes, je behandelt de zaak te romanesk; ik wist niet, dat je, niettegenstaande mijn moeite, om je zoo verstandig mogelijk op te voeden, toch zulke denkbeelden koesterde en reeds dadelijk genegenheid hebt kunnen opvatten voor den eersten man, die je van liefde sprak, al was hij dan ook veel ouder dan jij."
Agnes begon opnieuw te schreien en haar gelaat verbergende op den schouder van haar moeder, snikte zij:
"Och, mama, ik dacht niet dat het verkeerd was zulke gedachten te hebben; ik zou zoo gaarne gelukkig zijn geweest, zooals u 't met papa is, maar dat kan niet meer gebeuren. Laat mij dan den troost, dat u beiden en de kinderen eindelijk een onbezorgd leven zullen genieten door mij."
Nu was 't de beurt van de moeder om te schreien. Zij omhelsde haar dochter innig en vroeg toen:
"Heb je werkelijk geen afkeer van neef Kees?"
"O neen, mama," stotterde zij "hij is zoo kwaad niet.... ik mocht hem wel lijden. . . ."
"Nu, mijn engel, mijn goed lief kind, laten we er vanavond niet meer over spreken. Vraag den goeden God recht ootmoedig om je te verlichten in je keuze en ga nu slapen! Je verdiendet beter lot dan zulk een tweestrijd."
Zij hielp Agnes uitkleeden en toen ze zich ter rus te had gelegd, bleef zij naast haar bed zitten met beide handen van het kind in de hare; en eerst toen het meisje, moe van 't denken en schreien, in slaap was gevallen, stond zij zachtjes op en ging diep bedroefd naar haar kamer.
Den volgenden morgen na het ontbijt kwam Agnes bij haar vader; zij was bleek, maar haar stem beefde niet, toen zij flink en ferm zeide:

[48:]

"Papa, wil u tante Cato maar zeggen, dat ik er in toestem de vrouw van haar neef te worden?"
Marwijk zag zijn dochter even aan en bewonderde in stilte haar mooi, fijn besneden gezichtje, dat er nu met die treurige uitdrukking nog veel belangwekkender uitzag dan voorheen; diep medelijden vervulde hem, niettegenstaande haar woorden hem een zwaren steen van 't hart wentelden.
"Is dat je besluit, Agnes?" vroeg hij. "Ik hoop toch niet, dat je het doet om ons?"
"Neen, papa, ik doe 't alleen om mij," antwoordde zij beslist.
"Welnu, kind, dat God jou en je besluit zegene!" maar inwendig verwenschte hij meer dan ooit zijn bekrompen geld middelen, die hem beletten tante Cato en haar neef naar den hoogsten berg te verwenschen.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina