doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: Fernand
Uitgeverij H.A.M. Roelants te Schiedam, 1878 (eerste dr. 1874)


V.

De stemming van den jongen burgemeester was ook alles behalve aangenaam.
Voor het eerst van zijn leven was hij verbitterd tegen zijn aangebedene moeder en voelde zijn hart zich in tweeen scheiden. Théo vaarwel zeggen na de plechtige woorden, die tusschen hen gewisseld waren, dat nimmer maar zijn moeder trotseren, niettegenstaan haar onbillijke vooroordeel en ten opzichte zijner uitverkorende bruid, dit stond hem evenzeer tegen. De onredelijke verwijten echter, die zij hem had toegevoegd, de onmogelijkheid om haar te overtuigen, dat zij ten minste in één punt ongelijk had, de onverdiende vermoedens en verdenkingen, waarmede zij hem overstelpte, hadden in zijn geest een zuchten naar verzet doen ontstaan, en hoeveel 't hem kostte, hij voelde dat het nu of nimmer tijd was haar te toonen, dat hij slechts tot in het redelijke van plan was haar gehoorzame en gewillige zoon te blijven.
Na een slapeloozen nacht leidde hij bleek en verstrooid een vergadering van den gemeenteraad, toen hem een brief werd gebracht.
Hij herkende het schrift zijner moeder en ontstelde hevig; met haast bovenmenschelijk geduld hoorde hij tot het einde de beraadslagingen der leden aan, gaf verwarde antwoorden en trachtte te vergeefs zijn gedachten bijeen te houden.
Eindelijk, toen de zitting, die langer dan gewoonlijk duurde, was afgeloopen, snelde hij naar buiten, brak de enveloppe open en las in de grootste spanning de. weinige regels, welke zij bevatte.

[189:]

't Waren in eenige lieve, treurige woorden de toestemming tot zijn huwelijk!
Dat had hij niet kunnen verwachten; zou Théo zulk een goeden indruk op zijn moeder hebben gemaakt, doch daar schreef ze niets van. Al de liefde voor zijn moeder, die verduisterd scheen door zware ondoordringbare wolken, stroomde thans weer in volle stralen door zijn hart; de brief werd met duizenden kussen overdekt, en daar hij niet voor den avond naar Leeuwenburgh kon vertrekken, stuurde hij twee telegrammen, een naar zijn moeder om haar te bedanken, het ander naar Théo, dat zij echter niet ontvangen kon. Binnen weinige uren wist de geheele stad dat hij geëngageerd was en hij ontving van alle kanten de hartelijkste felicitatiën.
Bij zijn aankomst aan het station werd hij verwelkomd door Van Noorden, die hem gaarne omhelsd had, maar daar Fernand dit behendig ontweek, stelde hij zich tevreden hem zoo luid mogelijk als zijn aanstaanden schoonzoon te feliciteeren.
Fernand was te gelukkig om dit onaangenaam te vinden; dat hij Théo niet in de stad zou aantreffen was hem een groote teleurstelling. Men had haar getelegrafeerd, nadat papa zoo brutaal was geweest bet telegram aan haar geadresseerd te openen, doch er was nog geen antwoord gekomen.
"Dat is niets," zeide Fernand, "ik zal haar morgen wel gaan opzoeken."
Zij gingen vroolijk en opgewekt naar huis; Van Noorden wilde dat Fernand even binnen zou komen, de wijn, heerlijke Chambertin, stond klaar en zijn vrouw (wat was Ida plotseling een belangrijk personage geworden) wilde haar nieuwen zoon gaarne eens een moederlijken kus geven, waar Fernand had te veel haast om zijn mama te zien, verontschuldigde zich na een haastig afscheid en ijlde naar Leeuwenburgh. Bruno stond in de gang en wenschte hem zeer stijf met zijn voornemens geluk.
"Dankje, dankje," en hij stormde de huiskamer binnen.
Schijnbaar kalm zat mevrouw Van Leeuwenburgh voor den haard; hij wierp zich om haar hals en snikte.
"O mama, lieve mama! Vergeef mij toch..."
"Je hebt me geen vergeving te vragen!" was het vriendelijk weemoedig antwoord; "misschien zou ik 't jou moeten doen, maar je weet dat alleen mijn groote liefde mij onrechtvaardig jegens u deed zijn. Ik ben nu overtuigd dat je mij niet bedrogen hebt, en daarom moge God je zegenen!"
"En Théo ook?"
"Lieve jongen, ik wil voor je geluk gaarne alles vergeten: mijn eigen keuze, mijn antipathieën, mijn wrok tegen die familie, maar verwacht nog niet dadelijk van mij, dat ik je aanstaande vrouw lief zal hebben en waardeeren, zooals jij 't nu reeds doet. Later wellicht..."
"Zeker, daar twijfel ik niet aan! Beste, lieve Mama, hoe zal ik u ooit genoeg kunnen bedanken, maar geloof me, welke liefde

[190:]

ook mijn hart vervullen mag, nimmer zal ik u minder vertrouwen, minder beminnen. Het menschelijke hart is zoo groot!"
"Spreek nu niet meer over dit punt, de toekomst zal leeren hoe gij je beloften houdt."
"Maar is u nu wel overtuigd, lief mamaatje, dat het zoo 't beste is, nu zulk een lieve dochter (mevrouw Van Leeuwenburgh had moeite een ironischen lach te onderdrukken) tusschen... neen naast ons zal zijn?"
"Kom, vleier, vraag maar niet wat ik denk! Je zijt immers gelukkig en u mannen heeft men zoo gewend aan 't idee, dat alles voor u alleen bestaat, dat je niets natuurlijker vindt. dan dat men ook alles voor je genoegen schikt. En nu genoeg er over; God schenke mij geen dagen meer te doorleven als de laatste."
Weer overlaadde Fernand zijn moeder met liefkoozingen; Bruno trad binnen en de avond ging aangenaam om doch toen mevrouw in haar kamer trad, viel zij uitgeput op haar gewone chaiselongue neer en zuchtte:
"Dat is boven mijn krachten, die veinzerij; en hij, de egoïst, bemerkt niet hoeveel die toestemming mij kost, welkt een smart zijn geluk mij veroorzaakt want nu eerst zie ik hoe na dat schepsel hem aan het hart ligt, en ik? Ach! met elken dag neemt mijn ouderdom toe, ik zal moeten toezien hoe een andere hem beheerscht, en andere, die mij haat. We zullen moeten strijden en wie zal overwinnen?
"Ik, die hem bemin, ik, wie hij alles te danken heeft, hoe kan ik er aan twijfelen? Dit onaangename moet ik nog doorworstelen."
Zoo beantwoordde zij zelf haar angstige vraag, maar toch vermocht zij niet een geheimen angst te onderdrukken.
Den volgenden morgen nam Fernand afscheid van haar, om naar den Haag te vertrekken, en ging op zijn weg naar het station even bij de Van Noordens aan.
Nora opende hem de deur; hij kuste haar recht broederlijk en vroeg toen in de overmaat zijner vreugde:
"Ben je niet blij, beste Nora, dat we nu broer en zuster worden?"
Zij drukte hem de hand en vermeed te antwoorden.
"Wil je mama spreken, Fernand? Kom dan maar binnen," zeide toen en liet hem alleen.
Mevrouw Van Noorden's vreugde zou volmaakt zijn, zonder het verdriet van Nora, dat zij alleen van de huisgenooten kende; doch liet viel gemakkelijk deze wolk te verbergen, zoodat Fernand van zijn toekomstige familie niets dan de grootste hartelijkheid ondervond.
Van Noorden bracht hem weer weg.
"Ik kan je niet zeggen, Fernand," zeide hij, "wat ik met je engagement in mijn schik ben. Al zou je met Nora, in plaats van met Théo gaan trouwen, dan zou ik niet gelukkiger kunnen wezen. Je krijgt een flinke vrouw, hoor! en een rijke ook en ze heeft er al zooveel bedankt. Nu, ik ken je door en door, van den tijd af

[191:]

toen je een ventje was, zoo groot als mijn parapluie en ik weet ook, dat je nooit vergeten zult, dat je aanstaande de dochter is van mijn goede, beste vrouw."
"Natuurlijk niet!"
"En Nora wordt je schoonzuster; zou je nu die zaak van vroeger niet eens weer willen ophalen? Gaarne zou ik dien Gortz alles vergeven, maar dan moest hij het plan van vroeger doorzetten; wil hij Marietje liever, die knapper wordt dan Nora, ze lijkt veel op Théo, vindt je niet?" - Fernand beet zijn sigaar stuk, om niet in lachen uit te barsten - dan is 't zijn zaak, maar ik zou hem gaarne een mijner dochters toevertrouwen."
"Kom, maak u geen zwaar hoofd daarover, kapitein; Bruno is wat te oud voor uw dochters. In Meerburg zal ik wel een paar goede mannen voor beiden vinden. Een van mijn wethouders is een flink jongmensch en wij zullen in elk geval wel zorgen, dat onze zusters een Bink bestaan hebben."
"Je zijt een edele jongen," en de kapitein haalde met veel omhaal zijn grooten, geruiten foulard voor den dag en drukte dien tegen de oogen, "ja, geen wonder dat Nora zich niemand liever dan u, tot echtgenoot zou gekozen hebben, maar zoo is 't beter."
Zwijgend gingen ze een oogenblik voort; Fernand begon het gebabbel erg te vervelen, maar de kapitein hield van geen stilte.
"En waar zult ge nu gaan wonen?"
"Wel, in Meerburg natuurlijk."
"Dat spijt me, we hadden anders hier veel meer aan mekaar gehad; en blijft de oude vrouw dan hier?"
"Mama bedoelt u? Wel neen, mama zal bij ons komen."
"Laat je raden, vriend! Dat gaat nooit goed, dat geeft maar ongenoegen; op een afstand blijft men veel beter goede vrienden dan in hetzelfde huis. Théo is wel een heel ferm, degelijk, mooi, knap meisje, maar geen katje om zonder handschoenen aan te vatten, en je mama is, geloof ik, erg jaloersch, dus dat zal nooit gaan."
"Laat dat maar aan ons over, kapitein," antwoordde Fernand koel uit de hoogte, "wij zullen zelf wel weten wat ons het beste is."
Dat stemde Van Noorden een weinig bedaarder.
"Eigenzinnigheid der jeugd," dacht hij medelijdend, "maar ik die mijn wereld ken, begrijp het beter, Nu, laat hen het maar voelen, als 't te laat is."
Eenige minuten later reed Fernand naar de Residentie.
't Eerste wat Théo, bij het vernemen van het nieuws, ondervond, was een gevoel van zegepraal, gevolgd door zekere schaamte; zij herinnerde zich de woorden van Fernand's moeder: "Nu weet ge, hoe ik mijn toestemming, zoo ooit, schenken zal."
Zij voelde zich hoe langer hoe schuldiger; het bewustzijn van een slechte daad te hebben gepleegd, drukte zwaar op haar gemoed, nu zij bereikt had, waarnaar zij eens zoo streefde, kon zij niet

[192:]

begrijpen, hoe zij ditzelfde nog gisteren met alle kracht had kunnen wenschen.
Zij schudde echter dit gevoel zooveel mogelijk van zich af en 's avonds bij het naar bed gaan zeide zij tot hare grootouders:
"U kunt me feliciteeren, ik ben geëngageerd."
"Met Van Leeuwenburgh?" vroegen beiden.
Zij snikte en wist zelf niet hoe het kwam, tranen vulden haar oogen.
"En ben je daar bedroefd over?" vroeg de oude heer en sloot haar in zijn armen.
"Neen, grootpapa, neen integendeel, men schreit niet altijd uit verdriet."
"Zoo, dus de zoon van Antoinette wordt onze kleinzoon, 't is in de familie; nu ik kan je zeggen dat het mij pleizier doet, kind," zei de grootmoeder en kuste voor het eerst, sedert de scène met Verheide, haar kleindochter recht hartelijk.
"Maar we zijn nog altijd met Antoinette gebrouilleerd, niet waar, papa? Hoe zal dat gaan?"
"Ja, kindlief, dat weet ik niet. Ik was er heel buiten; zooals jij je nog wel herinneren zult; enfin! 't is een goede gelegenheid zich te verzoenen."
"En wanneer trouw jelui nu? En je passage is al besteld. Je gaat natuurlijk niet meê."
"Dat is niets, grootma, daarvan zullen we wel afkomen; er is niets besloten. ik verwacht Fernand morgen; dan zullen wij 't wel hooren."
"Nu, je krijgt een ongemakkelijke schoonmoeder, hoor! Een eerste voorwaarde moet zijn, niet bij mekaar te wonen."
"Dat moet Fernand beslissen, grootma, ik laat het geheel aan hem over, maar mijn grootste zorg zal moeten wezen, om te trachten haar liefde te winnen: zij en Fernand zijn zoo gehecht aan elkaar, dat het zonde zou zijn, tusschen hen beiden te treden. 't Is een moeilijke taak, maar God zal me helpen."
Zij kuste de oude lui goeden nacht en ging naar haar kamer.
"Wat is ze mak!"' riep de oude dame uit. "Een vos die de passie preekt. Nu, als Antoinette haar temt is ze knapper dan ik! Maar het gaat nooit goed."
"Zij is een lief kind; dat heb ik altijd gezegd. Zij heeft den zelfden aard als onze Albert: driftig, maar goedhartig als niemand ter wereld."
Toen Théo daags daarna Fernand ontmoette, was hij verwonderd en verheugd tegelijk over haar ernstige, maar toch liefdevolle houding. Haar eerste vraag gold zijn moeder:
"Heeft die toestemming haar veel gekost?"
"O neen, zij is even vriendelijk, even beminnelijk jegens mij als vroeger en aan u heeft zij de groeten verzocht."
"Zij heeft zichzelf verloochend!" dacht Théo, "haar beter ik behaalde de overwinning na die samenkomst, waarin ik haar zoo ver-

[193:]

toornd heb. Welk een verantwoording rust nu op mij. Ik moet beiden gelukkig maken!"


inhoud | vorige pagina | volgende pagina