doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Tante Etiquette: In Optima Forma. Brieven over vormen in Indië
Bandoeng: G. Kolff & Co, 1904


BANDOENG, 15 September.

LIEVE DOLLY.

Zoo als je ziet, ben ik niet meer te Batavia; ik kreeg toch een beetje last van de warmte en ging op raad van den dolcter tijdelijk de kou eens in, natuurlijk onder belofte weer terug te komen bij mijn lieve gastvrouw en gastheer, zoodra ik mijn rondreisje op Java heb volbracht.
Ik neem van die dagen op Batavia niets dan lieve herinneringen meê, Jeanne is als vrouw geworden, wat ze als meisje beloofde te zullen zijn, een goede beschaafde vrouw met een hart van goud, een helder verstand, een zonnetje in huis voor haar man.
En nu ben ik voor eenigen tijd hier te Bandoeng, en ga dan door naar Salatiga. Wat is Bandoeng veranderd en mij eigenlijk vreemd geworden! het lijkt niets meer op 't lieve plaatsje dat ik een tiental jaren geleden voor het laatst zag.
Ik zal je van hier wat prent-briefkaarten zenden, je hebt immers je verzameling nog, of laat je dat aan jeugdiger vriendinnen over?

[47:]

Ik dank je voor je prettigen brief, en las daaruit dat je nu niet meer zoo erg tegen den reis naar Makassar opziet; goed zoo Dolly, als men eenmaal iets doen moet, dan ook niet gezucht en geklaagd, maar flink aangepakt.
Je deed mij in dien brief een vraag, naar aanleiding van een paar nieuwe kennissen, die je zoo waren tegengevallen; nl. hoe het komt dat sommige menschen thuis zoo heel anders zijn, dan daarbuiten. Ja kindje, 't heeft je getroffen, niet alleen hier, maar ook in Holland, dat menschen, die buitenshuis doorgingen voor welopgevoed, aardig, prettig in den omgang etc. etc. thuis dikwijls hoogst onaangename huisgenooten waren.
Dolly 't is geen nieuwe waarheid, dat het dikwijls zoo is, maar wel een droevige.
De oorzaak er van ligt naar mijne meening alweer in het uiterlijk aannemen van vormen, zelfs als het van buiten leeren van een lesje zonder de zin ervan te begrijpen.
Hoe graag zou ik al die menschen willen doordringen van de waarheid, dat beleefdheid allereerst is de uiting van een gevoel van welwillendheid jegens anderen; en niet het naleven van den vorm alleen daarvan, zooals zoovelen denken. Dat maakt, dat 't meest volleerde salet-jonkertje daarbuiten, een vlegel thuis is, en dat het meisje, dat onberispelijke neigingen maakt, meteen vriendelijke zachte stem spreekt in gezelschap, en, op een vervelende plaats aan tafel gezeten, den indruk geeft alsof ze het een fortuintje vindt juist daar geplaatst te zijn, te huis soms het meest lastige, hulnemige en vrijpostige persoontje is, dat men zich denken kan.

[48:]

Hoevelen trekken, als ze uitgaan niet alleen hun beste kleeren aan, maar laten ook met de daagsche japon de onaangename kanten van hun karakters thuis, en velen zien we moreel en physiek alleen op hun zondagsch als we ze ergens ontmoeten.
Menig kind kent zijn papa niet anders dan van den knorrigen of zwijgenden kant, en kijkt verbaasd op, wanneer hij zijn vader hoort roemen als zulk een opgewekte prater, als de levenslust in persoon; menig huishoudentje wordt aangehaald als een paradijsje in het klein, terwijl toch zonneschijn en vrede te vergeefs er gezocht worden.
En gaat men de oorzaken eens na, dan vindt men die dikwijls terug in kleine, schijnbaar onbeduidende dingen.
't Meisje, dat in haar engagement zich altijd aan haar aanstaande vertoonde in de puntjes, vindt, dat ze, na haar huwelijk, alles wel een beetje kalmer kan opvatten. 's Morgens komt ze te voorschijn, niet altijd even netjes er uitziende, vooral als 't wat vroeg is en baby lastig is geweest. De kondé is even haastig ineen gedraaid, de kabaija zoo maar wat vastgespeld, en de echtvriend gaat het huis uit, eerst teleurgesteld en helaas langzamerhaad onverschillig ervoor.
Onwillekeurig neemt hij ook zoo nu en dan gewoonten aan, die hem vroeger onmogelijk zouden hebben toegeschenen, hij loopt soms 's avonds om 7 uur nog in slaap broek en kabaija rond, ja als hij ziet, dat vrouwlief ook ongekleed blijft, vindt hij het de moeite niet waard een ander pak aan te trekken. 't Licht in de voorgalerij wordt niet meer opgestoken, men blijft liever ongekleed

[49:]

in de achtergalerij en ongemerkt dalen man en vrouw een paar treedjes af van het standpunt, dat ze vroeger tegenover elkander innamen.
Ik laat hier geheel degenen buiten beschouwing, die uit zuinigheid tot een dergelijk leventje overgaan; er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat iedere lamp meer een bezwaar is, maar toch ook in zulke huishoudentjes is het van zoo heel veel belang, dat men geen enkele maal vergeet, wat men aan zichzelf verschuldigd ls.
Er wordt zoo dikwijls spottend gelachen, Dolly-lief, als ik eens uitspreek wat ik van dergelijke dingen denk, maar heusch, een opmerkzaam toeschouwer ziet zelfs 't verschil in gesprekken, die gevoerd worden, naarmate men zich niet of wel bekommert om zijne omgeving.
Men kleedt zich niet uit gemakzucht en laksheid, heusch niet omdat het zoo frisch of goedkoop is.
Ik herinner me uit mijn jongen tijd nog een dame, die het altijd had over de dure liefhebberij van altijd, gekleed te zijn. Zij droeg, behalve bij feestelijke ,gelegenheden, nooit iets anders dan sarong en kabaija, dat was volgens haar veel voordeeliger.
Nu, mijn zegsvrouw was rijk, lang in Indië en ik geloofde haar dus, totdat ik eens een kijkje kon nemen in haar toiletkamer, waar zij mij haar rijkdom van sarongs wees. Zoo in de gauwigheid telde ik op, aan nieuwe, die zij pas gekocht en gekregen had, een paar honderd gulden,- ze droeg nooit iets anders dan mooie, echte gebatikten en toen ik de kabaija's bekeek die bij de sarongs hoorden, kwam ik tot de stoutmoe

[50:]

dige conclusie, dat mijn witte japonnetjes in al hun eer hersteld waren. Dit even à propos de verkwisting, die me wel eens werd verweten in het begin.
Neen Dolly, om op mijn chapitre terug te komen, als je ooit later in je eigen huishoudentje bent, zorg dan, dat, als het theeuurtje afgeloopen is na een half uurtje een net, frisch aangekleed huisvrouwtje in de voorgalerij zit en laat ze maar praten, die 't overdreven vinden en zoo snedig opmerken: "Nu ik zou je danken, wat een soesah!"
Zij, die zoo spreekt, raakt misschien door je voorbeeld aan het nadenken, en ziet, ze begint werkelijk langzamerhand allerlei kleine attentie's te missen, waarmee haar echtgenoot haar had verwend in het begin van hun huwelijk, en, hoorde ze laatst bij een klein kibbelpartijtje haar man niet zeggen, dat een vrouw toch verbazend achteruit gaat als ze eenige jaren getrouwd is.
"Zou het waar zijn, dat hij dit meende?"
"Ja mevrouwtje", (Dolly, ik verbeeld me maar dat ze, naast je staande, dezen brief leest), 't is helaas zoo, en waar teleurstelling en ontevredenheid de deur inkomen, vliegt vaak de liefde het venster uit".
Hoe menige klacht klinkt me dikwijls tegen, dat de poëzie gauw voor goed weg is en dat het huwelijk in waarheid heel wat minder mooi is, dan 't toescheen in 't verleden. Maar à qui la faute? Mevrouwtje, begin 's morgens eens frisch en netjes voor den dag te komen, ontvang uw man aan de rijsttafel met een helder gezicht en een heldere kabaija, laat de kinderen 's avonds eens,

[51:]

al is 't met een eenvoudig wit baadje of blauw pakje, netjes voor den dag komen; hebt ge het zoo vreeselijk puffend, wel trek dan een aardige reform aan, of bébé; kap uw haar eens zorgvuldig (dat is niets warmer dan een kondé alleen) steek het licht eens op en ga eens rustig voor zitten, Ge zult zien hoeveel wonderen ge daarmee verwekt.
De kinderen loopen niet meer rond in den hanssop, die soms, dank zij een domme tjoetji, verre van wit is, en daar ze weten, dat ze hun kleeren niet dadelijk vuil mogen maken, komen ze bij u zitten; de heerlijke vlieg- en klim-partijtjes en slokan- en goot-sport voor later uitstellende, Kinderen houden van gezelligheid en ge kunt ze zoo makkelijk amuseeren met eenspelletje of een aardig verhaaltje.
En uw echtvriend ziet 't aardige groepje, haast zich met baden en kleeden, vindt zijn vrouw wel tienmaal jonger er uit zien en vergeet de vermoeiende dagtaak, die achter hem ligt. En dat alles 't gevolg van een klein beetje moeite, een beetje vechten tegen gemalczucht en het niet zich laten overwinnen door de zoogenaamde redeneeringen van vrij zijn in zijn eigen huis. Is men werkelijk zoo heel en al vrij in zijn eigen huis, mag men daar alles doen en zeggen wat men wil? En het voorbeeld aan de kinderen gegeven, telt dat niet mee?
Als papa altijd beleefd is jegens mama, als er nooit zo ruw en hard gesproken en getwist wordt, zullen de kinderen, opgroeiende in die atmosfeer van vriendelijkheid en beschaving, dan niet van zelf die goede manieren krijgen, die

[52:]

elken jongen, elk meisje zoo aantrekkelijk maken.
Als een kind ziet, dat papa altijd er op let of zijn huismoedertje wel een voetebankje heeft, dan komt zelfs de kleine dreumes van drie jaar er mee aansjouwen.
Houdt hem vast, houdt hem vast dien goeden toon in uw huis en verklaar 't niet voor overdreven onzin om op al die kleinigheden te letten.
Een jongen, die van zijn vader leert eerbied voor zijn moeder te hebben, zijn zusjes zacht te behandelen en zijn schooljongensaardigheden thuis niet te vertoonen, geen ruwe of onhebbelijke woorden te bezigen in haar bijzijn, zal voor zooveel kwaad bewaard worden in zijn later leven, als hij leerde tegen eene vrouw op te zien, in plaats van haar beneden zich te achten.
En hoeveel goeds zal een moeder doen, die door haar voorbeeld leert, dat waar man en vader den heelen dag hard werkt voor hen allen, hij ook recht heeft thuis rust en liefde te vinden, rust naar lichaam en geest.
Zij valt hem niet lastig met allerlei klachten over bedienden, zij is nooit te moede of te druk bezig om zich extra een uurtje aan hem te wijden, en met zachte hand strijkt ze de rimpels van zijn voorhoofd. Later zal haar dochter diezelfde geest in eigen huis en kring overbrengen en ook zelve de bron zijn van zooveel goeds.
Dan is een jongen te huis even welgemanierd als daarbuiten, dan zondigt het dochtertje te huis evenmin tegen de goede vormen als bij vreemden, dan wordt beleefdheid en welopgevoedheid iets onafscheidelijks van hun persoon, en zal de goede invloed van het ouderlijk huis

[53:]

zich nog jaren laten gevoelen, als dat te huis al lang niet meer bestaat.
Het is zoo weldadig ergens eens onverwachts te komen en dadelijk te zien, dat men een welkome gast is, daarentegen hoe hinderlijk nooit de kennissen te durven opzoeken zooder vooraf belet te hebben gevraagd.
Stel je voor, Dolly, dat ik verleden eens een mijner oude kennissen wilde gaan zien, toen ik nog te Batavia was; ik wist dat haar man tegen twee uur thuis kwam van zijn bureau, dus verbeeldde ik me, dat tegen half zeven de familie wel uitgerust zou zijn.
Ik reed er heen en begon eenige malen "spada" te roepen. Eindelijk kwam er een jongen, die me vroeg te gaan zitten, hij zou mijnheer en mevrouw waarschuwen.
Na eenige minuten verscheen mijnheer, maakte zijn excuses, en bereidde me voor op een kleine geduldsoefening, want zijn vrouw was zich even gaan kleeden. Nu dat duurde gelukkig niet al te lang, een klein kwartiertje en toen zij kwam, maakte ze ook hare excuses en konden we gaan zitten praten, maar de aardigheid van de visite was er bij mij al af, dat begrijp je.
De kinderen zag ik niet, ik hoorde wel even een cherubijntje gillen in de achtergalerij en was een onwillige oorgetuige van een kibbelpartijtje tusschen de beide oudsten, maar ze waren blijkbaar niet in een tenue om even goedendag te komen zeggen, want een paar maal werden ze met een "gauw naar achteren" uit de binnengalerij verdreven.
En ik had dat vrouwtje gekend vol illusies uit Europa, komende, vol goede voornemens haar

[54:]

huis een voorbeeld van beschaving en goeden toon te doen zijn.
Nu lijkt 't je wel overdreven, dat ik over haar oordeelde naar dat eene geval, maar ik maakte de vergelijking pas toen ik dieper doordrong in den geest, die daar heerschte, en toen zag ik ook wéér, dat hier veel was verloren gegaan, wat nooit verloren had moeten worden.
En nu eindig ik dit epistel, denkelijk het laatste, dat ik je voorloopig sturen zal, want vóór ik je adres te Makasser weet kan ik ook geen brief zenden.
Wil je eens aan je broeder Tom zeggen dat ik me hoog vereerd voel met zijn verzoek nu eens het woord tot hem te richten en mij eens op mijn praatstoel te zetten naar aanleiding van de rubriek "jongelui". 't Komt net goed uit, dan krijgt hij mijn volgend babbeltje, en daarna komt mijn lieve Dolly weer aan de beurt. Tot zoolang kindje; wees gegroet
door je oude tante E.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina