doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Mina Kruseman: Paria's (Tweede Deel)
Dordrecht: Revers, 1900


[254:]

TWEEENDERTIGSTE HOOFDSTUK;

1900.

TWINTIG JAAR LATER.

THÉATRE PARIA.

De groote Wereldtentoonstelling te Parijs heeft haar Paleizen en tuinen geopend voor de bewoners van geheel de aarde en het hooge feest van de ontwikkeling en den vooruitgang van den menschelijken geest, wordt luisterrijk gevierd door àllen die denken, die werken, die snakken naar beschaving en geluk.

Geluk?

Door de foule van ingenieurs en architecten van geleerden en artisten, van werklui van alle soorten, zwerven opgedrilde

[255:]

mannen, met bloedkleurige broeken, die gewapend blijven, ovreral.
Hun vak is moorden.
Dáár werden ze voor opgeleid, dat hebben velen hunner reeds gedaan en de anderen branden van verlangen om het, op hunne beurt, te kunnen doen.
Waarom hierheen uwe schreden gericht, gij die niets beoogd dan vernieling en dood? Uwe plaats is niet hier, dit feest werd niet voor u gegeven, gij zijt verouderd en buiten model geraakt, wat doet gij hier bij het nieuwste, bij het laatste, bij het schoonste bij al die grootheid en pracht, welke op de toekomst wijst, op een heerlijke toekomst van verbroedering en onverbroken vrede? Gij zijt verdwaald, geloof me, uwe plaats is niet hier. Ga u verkleeden mensch want uw costuum is in disharmonie met den vooruitgang der wereld en mocht uw hart in overeenstemming zijn met uw uiterlijk voorkomen, welnu verwissel dan ook eerst dat hart en kom niet terug voor dat het gelijk-op kloppen zal met dat van de werkende menschheid, die hier den schepter voert.
Maar gij gevoelt u hier thuis niet waar? Ook gij hebt hier een paleis willen plaatsen... het paleis van den Oorlog! het paleis van den dood... En het staat dáár, trots en meedoogenloos te pronken te midden van de andere paleizen. Evenals het paleis van de electriciteit roept het de volkeren en trekt het de menigte.
Maar dat arsenaal van moordtuigen, spreekt van broederhaat en wreedheid, van onwetendheid en egoïsme, van afgunst, nijd en onrechtvaardigheid, het is somber als het graf en kil als de dood, terwijl de lichten die tiaar ginder helder golven, hoog door de lucht, den menschheid schitterend verkondigen: Hier is de toekomst, hier is leven, !lier is vooruitgang, hier is geluk!
Maar wie begrijpt wat helder is?

De muren van Parijs, de beschotten van de tentoonstelling, de gangen van de spoorweglijnen, álles is beplakt met groote veelkleurige biljetten, waarvan de figuren rammelend tegen elkander inbotsen, de groote letters verdringende kleinen, de meest ver-

[256:]

draaide vrouwenfiguren voeren den boventoon; de gedrochten schreeuwen het hardst om opgemerkt te worden, uit gedrochtelijkheid alleen.
Te midden van al dat gerammel van kleuren trekt één aanplakbiljet de aandacht door eenvoud. Het is een groot stuk parel-grijs papier, waar niets anders op staat dan:


THÉATRE PARIA.
1ste voorstelling van
HET RECHT VAN TE LEVEN.
Opéra in vijf bedrijven.

Muziek van Paria. Woorden van Henri Derban.


De drie eerste vrouwenrollen zullen vervuld worden door Paria en hare dochters Hanna en Hilda.
De overige rollen door..

Hoe eenvoudig de aankondiging ook is, de menigte staat overal voor de parel-grijze papieren.
"Daar moeten we heen" zegt een dikke hollander tegen z'n vrouw. "Die Paria is een van de curiositeiten van Parijs."
"Och, zouden we wel gaan?" vraagt z'n vrouw, een goed moedertje, met een zorgelijk gezichtje. "De meisjes zijn al zoo opgewonden en zoo in de weer met haar zoogenaamd feminisme, een nieuwigheid, die haar hoofden op hol brengt."
"En wat zou dat? Wat zou dat? We zijn hier nu om alles te zien, en de menschen zouden ons uitlachen, als we thuis kwamen zonder in het Paria-Théatre te zijn geweest."
"Ja, dat is zoo."
"Dan moeten we vroeg gaan van avond, want we kunnen geen plaatsen bespreken. Al dat geknoei met entrées, wat hier zoo algemeen is, heeft zij afgeschaft; en er wordt geen handel gedreven in haar théatre. Je kunt er één uur vóór dat het scherm opgaat, binnen gaan als je wilt, en je plaats nemen, in de zaal zelf, dan heb je je fautuil en zit je rustig voor den geheelen avond."
"Hoe weet je dat?"
" Wel gisteren in het hotel spraken

[257:]

amerikaan die volstrekt vijf entrées wilde hebben en ze niet krijgen kop, de man was woedend. "Dan gaan we er niet heen," riep hij driftig. "Och ,Meneer," antwoordde de garçon, "dat zal zeker den een of ander plaisir doen, want er komen altijd plaatsen te kort."
"Dan is het er zeker prop vol, zoo als het hier overal is, dat je je niet verroeren kunt en geen adem kunt halen."
"Neen Meneer, zoodra alle zitplaatsen genomen zijn, wordt er niemand meer binnen gelaten.-"
"Vervloekt!" riep m'n Amerikaan en i stapte op. Van avond moet i er heen, want z'n vier dames willen Paria zien."
"Pa, Pa, kijk!" riepen twee jonge dames met frissche kleuren
en lachende oogen, die achter waren gebleven om naar iets anders te kijken. "cDaar heb je een programma van het Paria-théatre."
"Ja, ja, ja. We zullen er heen gaan! Houd je maar stil."
"Wanneer Pa, wanneer?"
"Van avond; het begint om negen uur, dan moeten we er om acht uur zijn.v
"Queue maken! Je maakt hier altijd queue, tot voor de chalets toe!"
"Neen, neen, dáar ben je onder dak, en is het queue maken zelfs minder onaangenaam. Die Paria schijnt een Oostersche te zijn, waar ze eigenlijk van daan is weet niemand, maar ze heeft een théatre laten bouwen, dat op geen théatre een gelijkt, met een colonnade in de rondte;' je herinnert je de galerij van den Trocadero? welnu, zóó."
"Hè Pa, dat moet mooi zijn!"
"En waar is haar conservatoire?" vroeg het andere meisje.
"Dat weet ik niet. Komiaten we verder gaan."
Papa en Mama stapten vooruit en de dochters volgden, arm in arm.
"Ik gaf er toch wat voor, als ik op haar conservatoire aangenomen kon worden."
"Denk er toch niet meer aan, je weet nu dat ze geen anderen dan rijke meisjes aanneemt, ze zegt dat de armen bestemd

[258:]

zijn om de prooi van de mannen te worden, en dat ze daarvoor geen talent noodig hebben."
"Maar wij zijn toch niet arm?"
"Arm, neen, maar eer Mama er in toestemde jou alleen naar Parijs te laten gaan!"
"Nu ja, dat is een andere questie. Maar goed."
"Jij alleen in een hotel..."
"Neen, niet in een hotel, in een Ladie's Club bijvoorbeeld. Bij de Madeleine heb je er één, op den Boulevard Malesherbes-: vlak bij ons hotel, dáár betaal je maar honderd vijftig gulden  in de maand, en daar heb je alles voor, en dan leer je nog allerhande interessante vrouwen van Parijs kennen ook... O dat is m'n rêve, weet je!"
"Zoo? Hoe weet jij dat alles zoo precies?"
"Cht! Ik ben er gisteren even aangewipt, toen ik naar het postkantoor ben geweest om zegeltjes te halen."
"En?"
"Een heele élégante dame heeft me ontvangen en alles laten zien, de salons, de bibliotheek, de eetzaal, waar de tafel gedekt stond voor een groot diner, waar allerhande célébriteiten op genoodigd waren en de lieve slaapkamertjes, aan den Boulevard geheel wit en rose, of wit en mauve, zoo jong, zoo helder, zoo frisch, dat ik wel had willen schreien toen ik de trap weer af ging, om naar ons hotel terug te keeren! Nu dat zou maar f 150 in de maand zijn; driehonderd francs, dat kunnen we toch wel betalen?"
"En de lessen?"
"Die kosten niets. De Paria-school is geheel voor niet, je krijgt er zelfs de muziek en de boeken die je noodig hebt cadeau."
"En waarom moet je dan rijk zijn worden"
"O, dat is voor later. Ze eischt een dot van minstens twee maal honderd duizend francs, voor het koop en van de garderobe, en voor de onafhankelijkheid van de vrouw: De eerste drie jaren

[259:]

blijven de jonge artisten in haar théatre spelen, zonder betaald te worden. en daarna zendt zij ze de wereld in, en moeten ze in staat zijn voor zich zelve te zorgen zonder uit armoe genoodzaakt te worden zich te verkoopen aan den meestbiedende."
"Dat is geen term van jou!"
"Cht.! stil toch... Ik heb aan Paria geschreven en zóó is haar antwoord geweest."
"Welnu, wat hoop je dan nog? Papa zal jou toch zoo maar geen twee maal hondertl duizend francs geven! Die heeft i zelf niet!"
"Ja wel, Pa zegt nooit wat i heeft maar als i wilde..."
"Neen dat zal i nooit willen! maak je geen illusies, kind. Je Ladie's Club, waar je om zoo te zeggen onder toezicht zou zijn daar zou ik hem nog wel toe kunnen overhalen, maar je twee maal honderd duizend francs! Denk er nooit meer aan."

Twee fransche journalisten volgden en lazen het aanplakbiljet.
"Die vrouw agaceert me!" riep de eene. "Ze is altijd overal en ze bemoeit zich met alles, van avond neemt ze den oorlog in Zuid-Afrika in handen... actualiteiten! altijd actualiteiten! En ze heeft een hoop jonge schrijvers tot haar dispositie, die haar stof leveren voor al haar musicale composities."
"Ja, mij agaceert ze ook, maar wat wil je? ze is rijk en ze doet net wat ze wil, met een half dozijn Rothchilds achter je kan je het hoofd bieden aan de pers."
"En ze is er nog feministe erbij! De Cliek doet ook mee, alle ouwe wijven van de vrouwengroepen en de bas bleus van de congressen steunen haar."
"Nu dat is geen steun om mee te tellen, de aanvoersters van de groepen zijn allen even arm. Een Paule Mink, een Léonie Rouzade, een Louise Michel?... on leur coupe les vivres en uit is het met het geschreeuw.
"Maria Pognon?"
"Nu ja, Maria Pognon heeft invlped, en als Presidente van het internationaal Vrouwen-Congres zou ze... maar het Congres

[260:]

is officiëel en met het principe van "geen politiek en geen geloofsquesties" kunnen de charmante dames zoo veel wauwelen over de keuken en de kinderkamer als ze goed vinden. Wie een question brulante aanroert, wordt het zwijgen opgelegd, en daarmee is het uit! Maar Paria..."
"Ja Paria, staat buiten de wet, zij zegt dat er nooit iets op haar théatre gespeeld wordt, waar de censuur de hand op kan leggen... en de eenige keer dat ze haar boekje te buiten is gegaan, hebben ze de deuren van haar théatre laten sluiten na de opvoering niet er vóór."
"En nog, dat was een politieke questie, op de moraal viel ongelukkig niets aan te merken."
"Och, m'n goeie vriend, al gooide zij de geheele morale over boord, zoo als de meeste van onze théatres doen, zij zou er wel weer een réclame uit slaan, en de censuur zelve zou haar helpen aan een nieuw publiek."
"Dat is waar."
De heeren gingen verder.

Dien avond om acht uur was de galerij om het Paria-théatre, zwart van de menschen, ze stonden op elkaar gepakt, als overal vóór alle guichets van de Expositie, enz. maar toen de zeventien deuren, klokslag acht geopend werden, verzwolg het théatre in eenige minuten de geheele foule, en bekwam ieder tegen een billijk entrée geld de plaats die hij verlangde.
Zelfs het publiek was anders in het Paria theatre dan in de gewone zalen van publieke amusementen. Men sprak en men discuteerde over allerhande onderwerpen, maar er werd niet geschreeuwd en gegild, gefloten en gekibbeld met de onvreuses, zoo als gewoonlijk het geval is overal waar in Parijs iets te doen is.
In de stalles, vlak bij het orchest zat een oud mannetje met spier wit haar. Een jong mensch met een mónonocle, een witte das en rag fijn linnen, was z'n buurman en hield hem in het oog met een uitdrukking van halve verontwaardiging. "Dat ouwe schepsel verveelt me," dacht hij bij zich zelf, "ik ben hier

[261:]

slecht terecht gekomen. Iedereen weet dat de Sénateur Dumonrien een imloffensief bewonderaar is van de mooie Paria."
"We krijgen zeker weer een pleidooi van avond," zei het oude mannetje tegen zijn buurman, in wie hij een stenograaf van de chambre des représentants herkend had. "Dat geeft u weer brood op de plank voor morgen, Meneer de journalist."
"Ik hoop het!" antwoordde de andere met een scheef oog en een valsch lachje, terwijl hij boog als een knipmes voor den ouden Sénateur.
"Die vrouw is een geboren advokaat!"
"Als de meeste vrouwen trouwens! De kunst is niet om haar te leeren spreken, maar om haar te leeren zwijgen, Meneer de Sénateur - of om haar te leeren oordeelen zoo als ze oordeelen moeten, volgens de inzichten van het gouvernement."
"Mon chèr," antwoordde het oudje, we zijn te ver gegaan om terug te treden. Vroeger hadden we het heft in de hand, en de vrouwen die noch lezen noch schrijven konden, waren gedweeë discipelen van de kerk en den staat, maar sedert het meer uitgebreid onderwijs, en sedert de laatste oorlogen vooral, hebben we onze vrouwelijke rivales den vinger moeten geven, en nu zijn ze bezig de geheele hand te nemen."
"Dat is te zeggen le pouvoir publique is ons, en als we het wilden. . ."
"Te laat, Meneer; te laat. Men verstopt geen vrouw als Paria. Zoó'n vrouw is een macht.."
"Zij is een vreemdelinge, men kan haar expulseeren. Dan was ze geruïneerd meteen."
"Expulseeren? En onder welk prétekst?"
"Zonder prétekst! Heeft men een prétekst noodig om z'n huis te zuiveren van vermine?"
"Dat zou vandalisme wezen! Luister Meneer, ik geloof dat wij, mannen van het oude licht, ons ter ruste kunnen begeven, wij zijn versleten en op. We hebben ons zoo gehaat gemaakt door egoïsme en door oorlog voeren, dat we geen tred meer kunnen houden met dè vrije vrouwen die ons afgeschud hebben."
"Afgeschud! Meneer deSénateur, U heeft mooie termen!"

[262:]

"Ja, afgeschud m'n vriend, dat is het ware woord. Waar je vrouwen vind als die prachtige Paria met haar colossaal talent, die zich drapeeren in haar eigen grootheid als een Keizer in z'n krooningsmantel, en die alleen blijven als een Paria, zonder zich in het minst om onze goedkeuring te kekreunen, omdat ze zich te goed gevoelen voor ons, dáár kunnen we, zonder valsche nederigheid gerust erkennen, dat we afgeschud zijn geworden."
"Vreemd soort van afschudden! ze mag de mannen dan minachten, ze heeft ze toch niet allen versmaad."
"Ik had dien éénen willen zijn."
Als i gedurft had, had de journaliste geantwoord "ik ook"
Maar hij durfde niet, hij had z'n dépit reeds genoeg ten toon gespreid en zocht dus een uitweg.
"Zij die de mannen nieert!" riep hij.
"Ze nieert ze niet, dat bewijst ze nog dagelijks, de man van haar keuze en hun drie charmante kinderen zijn altijd om en bij haar. Ze heeft nooit een meester erkent... en daar heeft ze gelijk in."
"Belachelijk!'"
Het scherm ging op.
Het stuk speelde in Zuid Afrika. Het tooneel stelde een tuin voor met een huis op den achtergrond. Rechts een grooten boom waaronder een wieg met. een stoel er naast, links een paard: dat vrij stond te grazen naast Paria, die alleen en scène was.
Een daverend applaudissement begroette de Kunstenares, het oude mannetje deed mee en sloeg z'n handschoenen stuk, z'n buurman verroerde niet.
Maar toen de zuivere krachtvolle stem door de zaal klonk en Lena, de boerevrouw vooruit trad, langzaam knielde en Gods zegen afsmeekte over haar man die vertrokken was naar het terrein van den oorlog, om zijn leven te wagen voor de verdediging van zijn vaderland en van z'n vrouwen kinderen die waren achter gebleven, toen blonken er groote tranen ook in de oogen van den weerspannige en mompelde hij onwillekeurig:
"Ja, colossaal talent! Hetgeen waaraan zij het minst gelooft dat geeft ze weer met de grootste overtuiging!"

[263:]

De zaal was en delire en reeds bij de eerste scène scheen het stuk gered.
Twee jonge meisjes, Lena's dochters, kwamen aangeloopen met een telegram. Lena las:
"Zend het paard zoo spoedig mogelijk. De Bruine is gewond uitgeput, sterft.
je trouwe HERMAN.
Een trio tusschen de moeder en de beide meisjes volgde, Lena riep het paard, gaf het een kus op het voorhoofd, ze deed  het een halster om, en de meisjes voerden het weg.
Zij had het nageoogd zoo ver ze het zien kon, toen droogde ze haar tranen, begaf ze zich naar den wieg en begon ze zacht te zingen:
"Slaap, kleine lieveling, onder Gods hoogen bloemenhemel, slaap zacht aan de zij van je moeder die waakt. Droom van de sterren die lichten als gidsen, droom van de zielen..."
Een van de meisjes kwam terug heigend en ontdaan.
"Een trein met gewonden."
Lina sprong op, maar ze dreigde neer te slaan en greep zich vast aan den wieg.
"Hij? je Vader? gewond? zeg..."
Het meisje boog het hoofd en wierp zich in de armen van haar moeder.
Het scherm viel terwijl het orchest een doodmarsch speelde.
En het publiek wachtte eenige oogenblikken eer het losbrak in een oorverdoovend applaudissement.

Het tweede bedrijf speelt in een kamer. Herman wordt binnen gedragen op een baar, hij is gewond, heeft een verband om het hoofd en ziet om zich heen als een krankzinnige. Lena en de meisjes omringen hem.
"Pijn! Pijn!" roept de gewonde. "O mijn arm hoofd! Vrienden! vijanden, wie gé zijn moogt, één kogel nog, één enkelen kogel voor den vader die z'n ongelukkige kinderen verlaten moet! Ik word krankzinnig van de pijn! dood me dan toch! Doodt me! Doodt me! of zijn er geen m.enschen meer op

[264:]

aarde? geen menschen die hart hebben en medelijden kennen? Zijn alle menschen duivelen geworden? Geesten des kwaads? Geesten der duisternis? Menschen! Menschen! Menschen die bloedvergieten uit inhaligheid, uit geldzucht alleen! tot walgens toe! Anderen! idioten, schepsels zonder hersens. O, ik word gek, gek, gek van de pijn!
Hier volgde een duo met Lena, die alle oogen met tranen vulde; ook de dochters zochten den vader te troosten evenals de moeder deed, die hem den zuigeling in de armen lei, terwijl ze van genezen sprak.
De deur werd woest geopend en de zoon, een jongen van een jaar of achttien, trad binnen, gewapend en gevolgd door eenige mannen, die eveneens gewapend waren, allen waren gereed om te vertrekken...
"Mijn Vader?" riep Peter "en gewond?"
"B!ijf! Blijf schreeuwde Herman, "ik wil niet dat je zulk moorden zien zult! - Misdaden! Gruwelen! Gods vloek.. ."
"Het vaderland gebiedt."
"Geen vaderland! Geen vaderland! Vlucht! Vlucht van de aarde!"
"En wie zou het vaderland verdedigen, als wij het verlieten?"
"Ik wil geen moordenaar tot zoon hebben, zeg ik je!"
"Moet ik dan m'n moeder prijs geven? En mijn zusters, den kleinen Hendrik dien ge vast houdt?"
"Blijf, blijf! m'n zoon!"
"Neen Vader gij zijt uitgerukt en ik volg uw voorbeeld, dat goed, dat nobel is!"
"Je zult je bezoedelen met menschenbloed! Moordenaar! Moordenaar!"
De zoon vlood weg en de Vader zonk terug in de kussens met een onvoleindden vloek op de lippen.
Lena had het kind gegrepen en wilde het in den wieg terug leggen, zij begon het te sussen met het oude lied:
"Slaap kleine lieveling, onder God's hoogen hemel, blauwen slaap zacht aan de zij van je moeder, die waakt.. "
"Neen! riep Herman opspringend. "Niemand zal meer over

[265:]

je waken, kind! Noch je moeder die dood moet, noch de sterren die vergaan zullen! Satan alleen waakt over het heelal! God is verslagen! God is dood!"
Het publiek begon te sissen.
"Geen religie!" riep een stem.
"En geen politiek!" riep een ander.
Paria wierp een donkeren blik in de foule, en de foule zweeg.
"Hoor je? . ..hoor je?" zong Herman voort. De geest der duisternis roept me, gebied me te komen! Weg met de wereld! Weg met de menschen! Weg met hun Godheid! Weg met alles!"
Hij rukte met woeste gebaren z'n verband af, sloeg met zijn gewond hoofd tegen den muur en viel dood aan de voeten van Lena, die naast hem knielde z'n hoofd tegen zich aandrukte, haar oogen ten hemel sloeg en smeekend, heel. zacht zong:
"Vergeving God, Almachtig Vader."
Het publiek was tevreden en applaudisseerde als één man.

De twee volgende bedrijven speelden in de groote wereld te Londen. In het eerste, een bal bij een Kolonel, krijgt den gastheer het bevel zich gereed te maken om binnen de acht dagen te vertrekken naar de Kaap de goede hoop; in het tweede, krijgt de familie het bericht dat de Kolonel gewond als gevangene naar Pretoria vervoerd werd.
Het stuk eindigde met de zwijgende intocht van de Boeren in Pretoria, en het uitroepen van de Zuid-Afrikaansche Republiek.
Lena staat langs den weg, met haar drie groote kinderen allen in den zwaren rouw. Zij holldt het kleintje in haar armen, en op den schouder van haar zoon leunt een jong meisje in het kostuum van een engelsche infirmière van het roode kruis - de dochter van den Kolonel.
Op het oogenblik dar de troepen passeeren treedt Lena eenige passen vooruit en heft ze de mélodie aan van de doodmarsch, waarmee het orkest het eerste bedrijf besloten heeft geheel alleen begint ze:
"O, God, breng licht in het brein der grooten! .Sterk den

[266:]

moed van hen die werken. Verlam den arm van hen die dooden. Bescherm de weduwen, de weezen en de rechtschapenen. En vloek de lichtzinnigen, die het recht van te leven miskennen!"
Lena was haar vloekzang alleen begonnen, maar langzamerhand hadden de anderen zich bij haar gevoegd en de laatste regelen werden herhaald door allen te zamen met de volle kooren en het geheele orchest.
De muziek was zoo meesleepend, zoo krachtig, zoo zwaar, dat het geheele publjek staande de Auteurs uitriep... en Paria en Henri samen den triomf behaalden.


vorige pagina | inhoud | volgende pagina