doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Cornélie Noordwal: Een Indische neef
Opgenomen in Warendorf's Novellen Bibliotheek nr. XIII: Een feestavond Novellen van Justus van Maurik Jr, Cornélie Noordwal, Wim de Bruijn, Georg Nordensvan en Henri Rutgers.
Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, zr. jr. [oorspr. uitgave 1896:]


V.

Toen de baboes zijn jongens te bed hadden gelegd, trok de heer Dammers, die, zonder de familie Burchtmann zich erg verveeld zou hebben in het kleine stadje, er maar weer op uit. Het eerst naar den dokter, die zijn schuddende lever zou onderzoeken. Deze was een heel ernstig man, maar proestte het toch uit, toen hem om genezing gesmeekt werd voor die zonderlinge kwaal.
"Ik weet er niets beters op dan heel veel begrafenissen bij te wonen," merkte hij aan. "Maar u komt toch niet hier om me voor den gek te houden? Wat is de reden van uw bezoek?"
Toen vertelde Dammers hem van Mientje en haar allerakeligst leven; de dokter knikte.
"Dat meisje is niet ziek, dat heb ik de grootmoeder al honderdmaal verteld, ze k n i e s t zich daar

[34:]

ziek, maar om u de waarheid te zeggen, heb ik 't te druk, dan dat ik mijn kostbaren tijd kan verkwisten aan menschen, behebt met monomania's. Die moeten maar naar een gesticht voor zenuwlijders. Eeuwig en erfelijk moet ik voor niets komen. Het arme meisje heeft er geen schuld aan, ze is te beklagen."
"Wat geeft u haar toch voor pillen??
"Volkomen schadeloos; iets van broodballetjes," antwoordde de dokter leukjes. "Als ik dat niet deed, zou de grootmoeder me, geloof ik, voor moordenaar uitschelden. Ze willen mij per sé hebben, en toch krijgen ze altijd standjes van me."
"Ha ha ha!" schaterde de tabaksplanter en toen hij uitgelachen had, ontstond er nog een zeer lang discours tusschen hem en den geneesheer. Dit had ten gevolge, dat de grootouders den anderen ochtend om tien uur reeds verrast werden door een bezoek van den dokter, die hun allerlei nare voorspellingen deed over Mientje's vroegtijdigen dood, als ze haar nog langer zoo opsloten en haar zoo weinig ontspanning gunden. Gisteren had hij haar ontmoet met den heer Dammers en 't trof hem hoe akelig bleek en naar ze er uitzag. Hij was toen juist teruggekomen van een bezoek aan een jong meisje, die in hetzelfde geval verkeerde als Mientje, maar heelemaal niet meer te redden was.
De oude lui zaten te beven en grootmoeder barstte in tranen uit. Ze waren zoo overtuigd, dat ze zoo in-goed voor Mientje waren geweest!
"Juist andersom!" zei de dokter. "Ik heb 't jullie nooit gezegd, maar 't is me ook nooit zoo opgevallen

[35:]

als nu. Die neef van jullie, die iets aan de lever heeft, moet alle dagen wandelen, ook in regen en wind, en dat moet Mientje ook doen. Laat ze maar met hém mee gaan. Hij komt haar vandaag weer halen."
"Maar de menschen!" riep grootmoeder in doodsangst voor het: "qu'en dira-t-on?"
"Is de gezondheid van je kleindochter je niet meer waard dan de menschen, denk aan de verantwoordelijkheid, die je op je laadt door zoo voort te gaan! Nu, adieu, meneer en juffrouw!"
"Goeien morgen!" En weg was de dokter.

____

's Middags stond neef Dammers alweer voor hun oogen met zijn vier jongens. Bonjour! bonjour, maken jullie 't goed, ja? Hoe is Mientje de tocht bekomen? Vandaag mooi weer hè; maar weer er op uit!" De grootouders dorsten niets te zeggen.
"Dolgraag," zei Mientje, en was binnen vijf minuten met haar hoed en mantel terug. Neef hielp haar aan den mantel, en bewonderde intusschen het lomp fatsoen van het prachtige kleedingstuk, dat al vier jaar oud was. "'t Lijkt wel een plank!" dacht neef, "geen wonder, dat de stumpert er zoo leelijk mee uitziet."
Dien dag gingen zij weer met de kinderen naar buiten, maar den volgenden dag wandelden zij de stad in. Eerst brachten ze een bezoek aan een jongensschool; toen aan een meisjesdito; de kinderen zouden reeds de volgende week hun heerlijk leventje

[36:]

van vroolijk Fransje moeten vaarwel zeggen, daarom nu maar dubbel geprofiteerd.
Natuurlijk was het nu al bekend, dat de Burchtmanns een neef uit Indië over hadden, en Mientje bloosde iedere twee minuten, want iedere twee minuten zag ze iemand dien ze kende; meisjes van school, nu opgegroeid, evenals Mientje, en kennissen van den naaikrans enz. enz.
Eenige deelneemsters aan den krans in quaestie deden precies als lachten ze Mientje uit, en het arme kind, zoo fijngevoelig door haar eenzaam leven en haar vele nadenken, had grooten lust om te schreien. Neef Dammers merkte dit. Hij stapte op de giegelende dames toe en Mientje was genoodzaakt hem met de kinderen te volgen.
"Stel me eens voor aan de dames, nichtje, já?" vroeg hij vriendelijk en beleefd, en zijn mooie, zwarte oogen en sierlijk kneveltje misten in geenen deele hun uitwerking op de dames.
"Wat een knap man!" dachten ze, en waren ineens allervriendelijkst tegen Mientje: Zij hadden haar ook aleen maar uit puren afgunst uitgelachen.
"Meneer James Dammers, een neef van ons uit Indië, juffrouw Ralfsen, juffrouw Jansen, juffrouw Helmers!" stelde Mientje, met bevende stem voor.
Neef boog als een knipmes en ontblootte even eerbiedig het hoofd, alsof ieder harer de gade van den gouverneur-generaal in eigen persoon ware geweest.
"Heb ik 't genoegen, dat de dames mee wandelen, ja?" vroeg de Oosterling met zijn zangerige stem. Alle dames kleurden, maar neen zeiden ze niet, en

[37:]

juffrouw Helmers en juffrouw Jansen gingen onmiddellijk naast hem loopen.
En levendig en prettig dat het discours was! Neef Dammers moest alle winkels bekijken en na een poosje wandelens troonde hij de dames mee naar den voornaamsten banketbakker en trakteerde de heele vergadering op taartjes, en zakjes bonbons. De heele plaat met versche gebakjes, die juist uit den oven waren gekomen, palmde hij in, en hij schertste met de winkeljuffrouw, die hem den aardigsten man vond, dien ze ooit in haar leven ontmoet had.
Mientje genoot, ze wist niet of ze waakte of droomde, iedereen was zoo vriendelijk, de gebakjes smaakte zoo lekker en last not least, ze was v r i j en werd niet achterna gezeten door knorrige oudeluidjes, die op dat oogenblik nog eens de cadeautjes zaten te bekijken, ontvangen van den Indischen neef: tabak, mooie schaaltjes enz. enz.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina