doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Nji-Sri: Een nonna
Feuilleton in het Bataviaasch Dagblad, juli-september 1902 aangevuld met romanuitgave bij Becht, 1902


[19-07-1902]

De jonge dokter lachte.
"Daarvoor is ze toch een nonna'tje! Ik zou mij nonnie niet kunnen voorstellen zonder tingkas en ik houd er niet minder van haar om. Dat hoort er zoo bij. Doch je zult niet kunnen ontkennen dat dat kind zoo ineens wat hard van stapel loopt! De heele week is haar moeder al ziek geweest. En jij bent bijna hersteld. Je begint er blozend uit te zien doorje leelijken stoppelbaard heen. Nonnie kon toch vroeger best gemist worden!"
"Juffouw Heyse kan toch ter elfder ure ingezien hebben dat ze haar plicht verzuimde."
"Zoo, zit jij er achter? Dat dacht ik al. Je moet steeds iedereen naar je hand zetten!"
"Houd je gemak nu maar, Mol!"
"Ja, ik ken je nog van vroeger! Je bemoeide je weinig met de meisjes, maar je had toch zoo'n smoesje over je dat ze voor je vlogen als je hen een enkelen keer de les gingt lezen. Dat kwam omdat ze op jou dadelijk verkikkerd waren! Ik had het toekijken. Ik heb toch ook geen kwaad voorkomen en ben nooit om een praatje verlegen, af zeg ik het zelf! Pas op dat je mij dezen keer niet onder mijn duiven schiet!"
Tjarda moest glimlachen.
"Geen nood! Van morgen heeft ze me pas gezegd dat ik al zoo oud was! En buitendien, je weet, ik heb nooit een zwak voor nonna'tjes gehad. Overigens weet deze ten minste een verstandig woord te spreken! Ze staat niet, als de anderen, met den mond vol tanden of geeft een enkel ja en neen ten beste! En ze ziet er verduiveld aardig uit, dat is buiten kijf! Een beetje lichtzinnig, wat al te vurig misschien doch dat zullen de meesten geen gebrek vinden! Ik voor mij zou nooit zulk een vrouw willen hebben. Ik ben trouwens al voorzien, zoo je weet."
"Ja, Goddank! Doe mij nu het genoegen en laat voorloopig die kap om je hoofd zitten en wacht niet scheren totdat je weer thuis bent. Zóó hoef ik tenminste niet in angst te zitten dat ze op je verliefd raakt."
"Dat beloof ik volstrekt niet! Wel wil ik je mijn woord geven dat ik geen dag langer blijf dan hoog noodig is!"
"Ja, je zult me een beroerde kerel vinden! Een echte egoïst! Ik kan er niets aan doen! Ik heb het mij nu eenmaal in het hoofd gezet, ik moet haar hebben!"
"Ben je dan al zeker van haar?"
"Och, ik heb nog al goeden moed! Je zegt immers zelf dat ik voor zoo'n nona een drommelsch goede partij ben! En als ik eens met mijn aanzoek voor den dag kom... " "Weet ze dat je voorkinderen hebt?"
"Daar ziet zoo'n nonnatje niet tegen op. Neen, als dat mijn grootste zorg was...! Als jij het met een tótók, een freule Utenhove hebt klaar gespeeld, dan zal het bij mij ook wel losloopen!"
Tjarda was plotseling overeind gerezen. Doodsbleek, met dreigend verschrikte oogen staarde hij zijn vriend aan.
"Zwijg! Geen woord meer!" stiet hij fluisterend uit en greep met pijnlijken druk Mol's hand.
"God! Wat scheelt je toch? Ik wist niet dat..."
"Waarom het verleden oprakelen?" ging hij zachtjes voort, zijn hoofd dicht naar den andere toe gebogen. "De geschiedenis is gelukkig uitgewischt. Nooit zou mij zooiets wéér overkomen. Ik was nog niet lang in lndië, ik kende de gevaren niet, die den Europeaan in de binnenlanden bedreigen. Ik ben daarna een ander leven begonnen. Sedert jaren leg ik mijzelf de zwaarste plichten op. Geen smet rust op mijn zedelijk leven. Anders had ik Florence zeker niet gekregen. Dat woog zwaar bij haar, dat kunt ge gelooven."
"Nu, ik bewonder je! Ik doe het je niet na! Maar dat kind kun je toch niet wegmoffelen! En het met de moeder naar de kampong terug sturen kan je ook niet, want die njai van je was immers de dochter van een loerah! Een mooi meisje, zooveel ik mij herinner! En die kleine Emmy was een snoes van een kind!"
"Spreek toch zachter!" drong Tjarda aan, een diepe plooi tusschen de werkbrauwen. Als donderslagen hadden hem die woorden getroffen.
"Waar heb je Inten gelaten, zeg?" hield de andere vol.
"Kort na je overplaatsing stierf ze aan de cholera Ik was juist op tournee in het gebergte, Emmy was nog geen jaar oud."
"Kassian! Dan moet ze nu (laat eens zien) zoowat acht jaar oud zijn. Je bent hier in het naburige Ardjasari geplaatst? Vóór mijn vertrek kom ik je toch eens opzoeken. Ik moet dat kind terug zien!"
"Emmy is niet meer bij mij, al lang niet meer."
"Niet? Heb je haar naar Holland gestuurd?"
"Zeg, doe dat raam daar achter je dicht! Wil je... Als iemand ons eens beluisterde! Neen, Emmy is bij de famillie de Bruin; die heeft haar later aangenomen. Je herinnert je toch merouw de Bruin nog wel?"
"Zeker, een aardig vrouwtje! Maar de man, de zoutpakhuismeester was zoo'n echte bullebak als ik me niet vergis. En was hij niet in beetje aan den drank?"
"Aan den drank! Och wat! Hij pakte er van tijd tot tijd wel eens eentje, maar aan den drank was hij nu juist niet! Ze hadden zelf geen kinderen, zoo je weet en mevrouw was gek op Emmy. Toen Inten gestorven was, bleet het kind voorloopig bij haar aan huis. Kort daarop werd ik overgeplaatst naar Besoeki. Het was een uitkomst, dat mevrouw mij verzocht het kind te mogen houden."
"Hoe is het mogelijk dat je dat kon doen!"
"Ik beschouwde het als een buitenkansje. Het mensen was vreeselijk aan Emmy gehecht en ik wist dat ze het er goed had."
"Wat zegt freule Utenhove wel van dit geval?"
"Die weet er niets van!"
De jonge doktor was opgesprongen en staarde zijn vriend sprakeloos aan.
"Wat? Dat heb je verzwegen? En als de zaak eens kort over lang uitkomt!"
"Als jij het niet verklapt, komt ze nooit uit. De oude de Bruin is later overgeplaatst naar Karan bidara. Daar gaat Emmy voor hun eigen kind door."
Mol zat hoofdschuddende voorover op den grond te staren. Er ontstond een lange pauze. Plotseling keerde de gast zich als geélectriscerd om. Een lichte slofpas naderde buiten.(Wordt vervolgd)


vorige pagina | inhoud | vorige pagina