doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Mina Kruseman: (Stella Oristorio di Frama) Cantatrice: 'Zusters.
Een schetsje uit onze dagen’
, in: De moderne Judith. Allerhandebundeltje
Dordrecht: J.P. Revers, 1873 (tweede druk)


V.
Parijs. – op het zelfde oogenblik.

In een der groote ambulances ligt een man op een krib te slapen. Hij is bleek en mager en draagt in zijn vervallen trekken de sporen van een vreeselijk lijden, - Naast de krib zit een jonge vrouw pluksel te maken en verbanden in gereedheid te brengen.
Alles in die groote zaal draagt de kenmerken van haar en liefde, wreedheid en medelijden, egoisme en zelfopoffering, overmoed en eenvoud, lijden en verzachting. – Zonderling mengsel van tegenstrijdigheden! Ook in die sombere zaal wordt de groote wereldstrijd gestreden, van beschaving tegen barbaarschheid, van ontwikkeling tegen onkunde, van u n i v e r s a l i s m e tegen kleingeestig eigenbelang!
De gewonde ontwaakte.
“Zuster,”fluistert hij zacht, “een slokje water als je blieft?”
De jonge vrouw reikt hem een glas water aan en houdt de oogen op hem gevestigd zoo lang hij drinkt.

[121:]

Eenige oogenblikken stilte volgen waarin de vrouw haar werk hervat en de man, op zijne beurt, haar opmerkzaam gade slaat.
“Zuster,” vraagt hij eindelijk, “zeg mij wie gij zijt… toe, wees niet langer wreed… zeg mij uw naam… een naam waarbij ik u noemen kan in mijn droomen als ik ver, van hier zal zijn… en in het verledene een hel zal zien, een hel van vuur en bloed en modder, waarin een engel leefde om liefde en goedheid te leeren en rust te brengen aan de duivelen die er lijden moesten! – Een naam voor die engel!.. Een lieve, zachte vrouwennaam, waarbij ik haar noemen kan in de oogenblikken van vertwijfeling en wanhoop, waarin eene gedachte aan volmaaktheid alleen kan redden en troosten en moed geven tot leven!... uw naam?... O! Zeg me uw naam?...”
“Mijn naam?... Ja, mogelijk zou ’t beter wezen als ik u zei wie ik ben… maar ’t is hard,” vervolgde zij met een zonderlingen lach, “’t is hard, wanneer men engel geschenen heeft, de vleugelen te moeten samenvouwen, ’t hemelsch kleed te moeten afleggen en eenvoudig v r o u w te worden voor h e m voor wien men een engel blijven wilde, levenslang!...
- En dan een vrouw als ik!...
Luister,” vervolgde zij levendiger, “ik zal u zeggen wie ik ben; en misschien zult gij dan de verachting der wereld deelen en met en vloedk opde lippen het hoofd van haar afwenden, die gij eenmaal “engel” noemdet… Is ’t dàt wat gij verlangt?”

[122:]

De gewonde zag haar een oogenblik zwijgend aan, greep hare hand in de zijne en antwoordde zacht en ernstig:
“Zuster, ik heb u lief, zoo als ik nog nooit een menschelijk wezen lief gehad heb… Had ik u een jaar geleden ontmoet, dan zou ik u mijn hand en mijn vermogen hebben aangeboden, in welke plaats en in welken toestand ik u ook aangetroffen had… Nu ben ik gebrekkig, ellendig, geruineerd en het is dankbaarheid alleen, die ik u aan kan bieden…
Ik ken uw verleden niet; maar misdaad staat niet geschreven op uw kalm, denkend voorhoofd, en niets laags of slechts kan ooit uit uw bezield oog gesproken hebben! Elke slag van uw hart vraagt grootheid, - in elke uwer beweegbare trekken staat heldenmoed geschreven! – Lijden – strijden – triomf – vergeving!”
“Zoo is mijn leven geweest,” sprak zij zacht, “en mijn naam is Norah… Maar de wereld noemt mij anders, die dwaze oppervlakkige wereld wilde Norah niet kennen, en zij heeft haar ook niet gekend, toen ze in Maria da Solta een ander wezen vereerde, dat bij Norah moest achter staan, en toch werd voor getrokken!”
“Maria da Solta?” herhaalde de gewonde vragend, “Maria da Solta? Zoo heette een vrouw in Amerika... Een beeldschoone vrouw, jong en rijk, die in de medicijnen gestudeerd had en ’s avonds in concerten zong, als ze in haar hospitaal gemist kon worden. Een vrouw, die armoede en ellende had gekend, en genaaid had, geteekend, geschreven, gephotografeerd zelfs, om in haar eigen onderhoud te

[123:]

voorzien. Een krachtige, fiere vrouw, die schier vergood is geworden, nadat zij bespotting, smaad en verachtig gekend had.”
”Die vrouw ben ik. – Ik had voor opera-zangeres gestudeerd en wilde als zoodanig in Europa optreden. – Niet mogelijk! Mijn stem werd bewonderd en mijn zingen goedgekeurd. Alle toneel-directeurs, impresarii enz. enz., wilden mij voorthelpen en beschermen, zij zouden alles voor mij doen en beloofden mij “un sicces pyramidal.” Zelfs alvorend mij gehoord te hebben!
Maar die hulp moest betaald en die bescherming beloond worden…
De prijs was mij te hoog en… te laag! – De v ro u w weigerde zich op te offeren aan de triomfen der a r t i s te… Ik debuteerde niet.
Ik verliet Europa en vertrok naar Amerika, hopende daar een publiek te zullen vinden en daar beoordeeld te zullen worden, niet als v r o u w, maar als k u n s t e n a r e s. – Illusie! – Ik vond in Amerika Europa weer, en werd door een troep Europeanen belet zelfs in Amerika op te treden!
Ik was alleen, en zonder fortuin. ’t Leven is er duur; - ik zocht werk en vond het. – Immers ik ging smaakvol gekleed en ik was a r t i s t e ! – Een naaister gaf mij japonnen om te garneeren, een photograag gebruikte mij om menschen te poseeren en in mijn leege oogenblikken gaf ik taal- en muzieklessen of schreef ik verhaaltjes voor de weekbladen.
Als ik geld genoeg verdiend had om eenige ntijd onafhankelijk te kunnen leven, ging ik in de genees- en ont

[124:]

leedkunde studeeren of zieken verplegen, tot dat mijn geld bijna op was en dan begon ’t werken weer.
Eens werd ik in een hôtel ontboden door een oude dame, die uit Philadelphia gekomen was, zoo als zij zeide, alleen om kennis met mij te maken.
Ik geloofde haar niet, en lachte.
“Gij hebt mijn dochter genezen” vervolgde zij.
“Ik weet er niets van.”
“Ja wel, bedenk u maar eens goed… Een jong meisje, dat hier in New-York gekomen was om een beroemd geneesheer te raadpleegen.. Annie heette zij… blond – slank – met zachte, sprekende oogen…”
"Annie! Is u de moeder van Annie! - O zeg me hoe 't haar gaat, mijn lieve, goede Annie!
Ja, dat kind wilde ik in 't leven houden! Daar had ik mijn eigen leven voor gegegen!
Zooveel grootheid, poësie en liefde mochten de aarde niet verlaten! Dat meisje was te nuttig hier!"
De oude vrouw sloot mij in haar armen en dankte mij, met tranen in deoogen voor 't geen ik voor haar kind gedaan had.
"Gij zijt een zuster voor haar geweest," sprak zij goedig, "dat zult gij blijven."
En mij een verzegelden brief overhandigende vervolgde zij.
"Behoud dit papier, het is mijn testament, het zal u eenmaal te pas komen, denk ik."
Den volgenden morgen werd ik bij een bankier ontboden, die mij duizend dollars voortelde en mij zeide dat ik elke maand de zelfde som ontvangen zou om mij in de gelegenheid te stellen in de medicijnen te studeeren.

[125:]

Zóó werd ik dokter.
Een jaar later stierf Annie's moeder en toen deelden wij, als zusters, een vorstelijk vermogen, Toen ik rijk was kon ik zingen, ook zonder protectie, en trad ik voor het eerst op om beoordeeld te worden door een P u b l i e k. Mijn succes was, ik zou bijna zeggen, belachelijk! - Meer dan tien keeren werd ik dien avond terug geroepen, en in triomf werd ik na het concert naar huis gebracht door een
menschenmassa, die mij dronken toescheen!- Twee dagen later lag ik den eersten steen van
mijn hospitaal, en van toen af kon Maria da Solta geen kwaad meerdoen! - Wat geld vermag!"
"En hoe komt ge nu hier?' vroeg de gewonde.
"Ik wist dat hier geholpen kon worden. Ik ben rijk en onafhankelijk, mijn plaats was dus hier."
"Je bent een Engel!" riep de man bewogen, en hare hand aan zijne lippen brengende, drukte hij er een kus op, waarin hij meer zeide dan hij met woorden doen kon.
Beide zwegen.
Norah was de eerste die de stilte verbrak.
"Gevoelt ge u beter?" vroeg ze zacht, "of heeft mijn spreken u vermoeid?"
"Ik gevoel me gelukkig" antwoordde de man nauw hoorbaar, "en ik wilde sterven eer deez' schoone droom zal eindigen!"
"Sterven!"- herhaalde Norah somber, "spreekt gij nu van sterven? En zou er geen werkelijkheid kunnen bestaan, nog schooner dan uw droom?"

[126:]

"O, Norah!" hij verborg het gelaat in de handen en vervolgde bijna fluisterend: "Liefde.. Uwe liefde alleen. - O! speel niet met mijn geluk!... laat mij sterven!... Mijn vrouw kunt gij niet worden... Gebrekkig- ellendigh - geruineerd ... Dat wil ik zelf niet!- Neen, wees gelukkig, kind!... en laat mij sterven... Wat ben ik, ellendige, voor u!"
"Alles!" fluisterde Norah en hem met tranen in de oogen de hand reikende, vervolgde zij levendiger:
"O herstel! - En leef voor mij!"


inhoud | vorige pagina | volgende pagina