doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Annie Foore: De Van Sons
's-Gravenhage: Henri J. Stemberg, 1881


[57:]

XXIX.

"Emile! Ben je daar? Kom eens even hier. Nu zeg me eens, heb je ooit zoo iets engelachtigs gezien?"
Hij zag het engelachtige. Een heerlijk voorspoedig kind, dat met haar blank, mollig lichaampje in het badje rondplast, juichend van genot, en, daar over heengebogen een gelukkige moeder, met hoogen blos op de wangen, met stille verrukking in den zoeten glimlach.
Hij zag het, zooals hij in de laatste maanden meermalen zulke tooneeltjes had gezien in zijn blijde woning met dankbare vreugd, maar zonder dat ze de donkere wolk konden verdrijven, die op zijn voorhoofd zetelde.
Na lang tegenspartelen stemde Emy er eindelijk in toe, te worden opgenomen uit het water, en Niam maakte zich van haar meester, daar Niam nog altijd volhield, dat zij, en zij alleen het kind naar behooren behandelde; Mijnheer was veel te brani en mevrouw niet sampé kwat.
"Kijk nu eens, papatje, of je niet trotsch bent op je dochter," en Dora hield haar schat omhoog in een beeldig wit jurkje; want al moesten ze nog zoo zuinig zijn, Emy mocht er niet anders dan lief uitzien. Emy moest

[58:]

snoeperige jurkjes hebben en snoeperige schoentjes, Emy moest in een dodderig bedje slapen en in een poeterig wagentje rijden.
Emile had zich wel voorgenomen, uiterst streng te zijn op het punt van onnoodige uitgaven, maar in hun huwelijksleven waren de gelukkige dagen aangebroken, waarin man en vrouw alles liever doen dan elkaar iets onaangenaams te zeggen; en, als hij haar zoo verrukt zag over hun lieveling in haar mooie jurkjes, was het hem onmogelijk aanmerkingen te maken, die haar vreugde zouden vergald hebben.
Emile, die lusteloos op de divan is neergevallen, heft even de oogen op en zegt: "Ja, 't is een engel!"
"Wat kijk je knorrig, man? Is er iets?" en dan door haar kwaad geweten gewaarschuwd, "je vindt het misschien niet goed, dat ik ze zoo mooi heb aangekleed; maar je moet weten - ze gaat uit; mevrouw Van Welkendonk heeft laten vragen of ze haar eens zien mocht."
"Neen, lieve, dat is het niet..."
"O dan is het weer van die ellendige koempoelan. Daar kom je tegenwoordig altijd zoo ontstemd vandaan. Kom, vertel me alles lieve?" En ze kwam naast hem op de bank zitten, legde zijn hoofd in haar schoot en begon met zijn krullend haar te spelen.
Dat was zoo langzamerhand gewoonte geworden; als Emile iets had, dat hem onaangenaam was, dan wist Dora hem zoover te brengen, dat hij zijn verdriet uitstortte in haar hart. Hij wist het reeds, dat ze hem begreep, en met hem voelde, en hij begon zelfs langzamerhand de overtuiging te krijgen, dat het vlug begrip en de juiste opvatting van zijn vrouw niet voor de zijnen behoefden onder te doen. Ook had hij niets

[59:]

liever, wanneer hem iets hinderde, dan dat Dora deed wat ze nu gedaan had, kind en baboe wegzenden en zijn hoofd in haar schoot leggen met de vraag: "Vertel me alles lieve!"
't is altijd een groot voorrecht voor man en vrouw, wanneer ze elkander volkomen begrijpen en met elkaar gevoelen kunnen, maar een dubbel groot voorrecht is dat in Indië.
Zij hebben alles verlaten: ouders, familie, vrienden en vaderland, en de liefde van één moet de genegenheid van die allen vergoeden. Te samen vreemden in een vreemd land, moeten ze hun troost zoeken in elkaars gezelschap, want - behalve op enkele groote plaatsen - zijn er geen publieke vermakelijkheden; de conversatie biedt weinig afleiding, en de vele verstrooiingen die het vaderland schenkt, worden gemist in Indië.
Gelukkig kan de vrouw hier veel voor haar man zijn.
Ze behoeft niet den geheelen dag te sloven in haar huishouding of te draven met een lastig kind; ze wordt niet vervolgd door de gedachte aan een natte wasch of een mand verstelgoed; integendeel ze heeft tijd over.
Tijd om rustig een uurtje te zitten! en gezellig te praten; tijd om met hem te gaan wandelen en toeren of visites maken; tijd om het boek te lezen, dat hem boeit of het muziekstuk in te zien, waarbij hij haar accompagneeren wil.
Uit den aard der zaak ontwikkelt zich de vrouw in Indië meer tot een zelfstandig handelend en denkend wezen. De honderden moeielijkheden, waarvoor ze vooral in de binnenlanden, geheel onvoorbereid komt te staan, leeren haar zich redden. Het bestuur van een aantal bedienden, mannen als vrouwen, geeft haar fermiteit;

[60:]

- dikwijls staat ze alleen voor alles, hetzij haar man op Atjeh, op inspectiereizen, of om andere redenen van huis, hetzij ze op een eenzaam land of drukke fabriek gedurende zijn afwezigheid het beleid der zaken op zich neemt; dat alles geeft aan de vrouw in Indië iets flinks, dat haar, meer dan haar Europeesche zusteren, geschikt maakt voor die schoone verhouding in het huwelijk: kameraadschap.
En - dat er in Indië vrouwen gevonden worden die begrijpen, wat haar roeping is, die deelnemende vriendin en teedere gade tegelijk weten te zijn, dat bewijzen de innig gelukkige huwelijken, die men hier in het algemeen, maar vooral op de stille, vriendelijke buitenposten aantreft.
"Vertel me alles, lieve!"
"Och, wat zal ik je zeggen, kind? Ik begin te gelooven dat het aan mij ligt. Eerst heb ik den regent tegen me in 't harnas gejaagd, omdat ik te veel vroeg en niet of altijd op gezag kon gelooven, toen den pattih en de wedonos omdat ik geen cadeaux van hen wilde aannemen…"
"Vergeet niet mijnheer Van Trecht, die het nog niet vergeven kan, dat je hem iets hebt durven weigeren."
"O, de assistent kon me al lang niet meer uitstaan; hij heeft zich al uitgelaten dat ik veel te veel praats had voor zoo'n manneke, dat pas komt kijken; maar dat was allemaal nog niets; vergeleken bij hetgeen vandaag is voorgevallen."
"Hoe dan?" vroeg de jonge vrouw verschrikt.
"Zooals ik je van morgen zeide, was het een buitengewone vergadering. Er moesten rapporten worden uitgebracht over den toestand der bevolking met het oog op de nieuwe regeling der koffiecultuur."
"Al de controleurs en hoofden waren opgekomen;

[61:]

het eene rapport was al gunstiger dan het andere, tot mijn beurt kwam; het mijne was ongunstig. - - -"
"Stricke had me al gezegd, dat men nooit moet rapporteeren, wat men voor waarheid houdt, maar wat de regeering in Holland graag hoort, en ik begin nu te begrijpen dat hij van zijn standpunt gezien, gelijk heeft."
"Was de resident boos?"
"Ik weet 't niet, maar dat doet er ook minder toe, daar mevrouw-resident boos was; Van Trecht schijnt haar te hebben ingelicht, ten minste zij was bijzonder lief tegen de andere heeren, terwijl ze mij niet scheen te zien."
"Je moest natuurlijk je opinie zeggen," begon Dora na een oogenblik stilte, "maar heb je het misschien wat heftig gedaan? Je weet, daar heb je wel eens een handje van!"
"Neen, ik ben integendeel zoo bedaard gebleven dat ik over mezelf verbaasd stond. Alleen toen die Bruinis, om zijn chefs naar den mond te praten, mij tegensprak, heb ik hem gezegd dat hij het loog."
"O, foei! En?"
"O natuurlijk kroop hij toen gauw in zijn schulp! hij is al bang, als men maar naar hem kijkt."
"Een lekker kopje thee, man? En dan, als je eens frisch gebaad hebt, zullen we een eindje gaan wandelen, en dan, - - - - een heerlijk, gezellig avondje hebben."
"En dan - heb ik al mijn misères vergeten in je lief gezelschap," zei Emile en kust zijn vrouw.
Het programma voor dien avond liep niet geheel zoo af, als Dora het had opgemaakt. Stricke kwam een bezoek brengen en de jongelui dachten niet anders of hij zou blijven eten, zooals hij dat meestal éénmaal deed bij zijn maandelijksche bezoeken aan de kotta.

[62:]

"Ik breng een treurig bericht mede," zoo begon hij, "of weet u het misschien reeds? De vrouw van den Pattih is dood."
"Fatimah!" riep Dora ontsteld. "Arm schepsel; is ze eindelijk tot rust gekomen!"
"Ze heeft veel geleden, hoor ik?" vroeg Stricke, die Fatimah niet meer in haar glans gekend had en meer gevoelde voor gezonde, dan voor zieke vrouwen.
"Hoe jammer, dat je van de week niet nog eens naar haar toe zijt gegaan, ze zal zeker naar je verlangd hebben. Je moet weten, Stricke, mijn vrouw ging haar nog al eens opzoeken - - -"
"En dat deed haar altijd zoo veel goed;" zei Dora en zweeg toen, om niet in tranen uit te barsten.
"'t Is van morgen gebeurd, terwijl de regent en de pattih beiden op de vergadering waren. Als het niet zoo schandelijk lang geduurd had, zouden ze haar nog levend gevonden hebben. Waarom kwam je ook zoo laat met dat stuk van je? Nu heeft Fatimah alleen moeten sterven en we hebben allen een koude rijsttafel gehad!"
En dan zachter: "A propos weet je vrouw er van?"
"Natuurlijk."
"Enfin, mevrouw, als u toch op de hoogte zijt, mag ik u wel een vraag doen, niet waar - Kunt u uw man niet terughouden van zulke stukjes, als hij er van morgen een uitgehaald heeft?"
"Al kon ik het, ik zou het niet willen," zegt Dora, met hooger blos, hoewel op vasten toon. "De waarheid gaat boven alles!"
"Prachtig mevrouw! 't Is of ik een romeinsche matrone hoor. U hebt gelijk, de waarheid gaat boven alles, maar de carrière dan?"

[63:]

"Ik kan niet gelooven, dat openhartigheid iemand in zijn carrière zou kunnen benadeelen," zegt Emile. "En al was dat zoo, ik kan toch niet tegen mijn overtuiging spreken! En het is mijn overtuiging, dat de bevolking lijdt onder de tegenwoordige regeling der koffiecultuur. Het is mijn overtuiging, dat het aansleep en van hout en andere materialen voor het bouwen der pakhuizen en het werk van de gouvernementstuinen meer tijd en krachten van de bevolking vorderen, dan met rechtmogen worden onttrokken aan den particulieren landbouw en het bewerken der sawahs."
"Dacht je dan, Van Son, dat de heer en van het civiel bestuur dat niet even goed weten als jij?"
"Neen, dat kan ik niet gelooven."
"Maar weet je dan niet dat het om een leeuwtje te doen is? Er moet in dit district een koffieoogst gernaakt worden, die Nederland in verrukking brengt, en die verrukking moet zich openbaren in lintjes."
"Zou dat mogelijk zijn?"
"Ik zal je zeggen hoe de vork in den steel zit. Duperé wil dolgraag voor goed naar Europa, en mevrouw zegt: ik wil dolgraag meê, maar als je ridder bent, eerder niet! Papa is ridder, mijn broer en mijn zwager zijn ridder, en ik bedank er voor om de minste te zijn in de familie. Den regent is het reeds lang beloofd, en wat ons "geacht hoofd" betreft, let eens op, hij draagt alleen zijn borst zoo hoog uit vrees, dat anders mettertijd zijn ridderorde niet genoeg zal uitkomen."
"Is dàt de kwestie?"
"Niet alleen de kwestie maar bet to be or not to be voor Van Trecht en Duperé beiden. Nu kunt ge u voorstellen, hoe die leeuwenjagers het je afnemen als je niet

[64:]

onduidelijk beweert, dat ze hun orde verkrijgen ten koste van - om den geijkten term te gebruiken - ten koste van het zweet en bloed van den Javaan."
"Maar komt er dan niemand voor den inlander op?"
"Wat zal ik je zeggen, Van Son, alle controleurs zijn nu eenmaal niet voor martelaar geboren; ik geloof zelfs dat de meesten van ons zich geenszins geroepen achten, om als verdedigers op te treden van een volk, dat gewoon is aan onderdrukking, zoo goed als de paling er aan gewoon is om gevild te worden."
"O, mijnheer Stricke, zeg dat niet," viel Dora in. "Dat kunt u niet meenen. Ieder, die gevoel heeft voor wat recht en goed is, moest het onmogelijk zijn aan zijn eigenbelang zijn waarheidsliefde op te offeren."
"Ik wil mijzelf niet slechter maken dan ik ben, mevrouw," zei de jonge man, niet weinig uit het veld geslagen door den ernst van Dora, "en wel bekennen, dat ik, toen ik pas in Indië kwam, dacht als uw man en handelde als hij. Maar - ik heb leergeld gegeven en ben er toe gekomen, om ieder, die hier van zijn superieuren in meening durft verschillen, te bewonderen - zooals ik in mijn schooltijd Albrecht Beijling bewonderde, met de verzuchting: hij liever dan ik!"
"Maar," vroeg Emile, die toch eenigszins onrustig begon te worden, "wat kunnen ze me nu eigenlijk doen?"
"Wat ze je doen kunnen? O, gelukkige onwetendheid! Je slecht signaleeren! Je overplaatsen!"
"Overplaatsen! Ja, dat zou ons niet best gelegen komen; niet alleen bevalt het ons hier uitstekend, maar zoo'n overplaatsing zet je natuurlijk financieel achteruit."
"En ik hoor dat verandering van lucht erg nadeelig is voor zoo'n klein kind."

[65:]

"Nu, maak u nog maar niet ongerust, mevrouw. Het zal toch voornamelijk van u afhangen."
"Van mijn vrouw?"
"Ja, zeker van je vrouw. Heb je nooit gehoord dat lndië door de vrouwen geregeerd wordt? En is het misschien van lndië wat veel gezegd, van deze residentie zeker niet. Als je de residentsche weet te vriend te houden, kun je nog heel wat doen, zonder gevaar voor onaangenaamheden. Maar ik geloof dat mevrouw zich daarvoor niet veel moeite geeft..."
"Waarom gelooft u dat? Ben ik niet altijd beleefd?"
"Beleefd! Alsof dat genoeg was! Een controleursvrouw moet voor haar residentsche meer zijn dan beleefd; ze moet allerliefst, allernederigst, allervoorkomendst wezen, ze moet nooit in opinie verschillen, mag niet mooier en vooral niet beter gekleed zijn..."
"Och, Stricke houd op, Dora zou toch aan al die eischen niet kunnen voldoen!"
"Neen, maar neem een goeden raad van me aan, Van Son, laat je vrouw, als mevrouw Duperé weer op Iloenka komt, toch vooral er om denken haar een bezoek te brengen; ze heeft het haar zeer kwalijk genomen, dat ze het dezen keer verzuimde."
"Ik heb het niet verzuimd," zei Dora. "Maar Emy is de laatste drie dagen zoo lastig geweest, dat ik geen oogenblik van huis kon; u moet weten, ze heeft een hoektand doorgekregen."
Daar Stricke volstrekt het onderscheid niet wist tusschen hoek- en andere tanden, stond hij op met een:
"Ja zeker, natuurlijk!" en nam afscheid.
Emile liep een eind met hem den weg op, maar het

[66:]

gesprek vlotte niet. Eensklaps stond Stricke stil, en legde zijn vriend de hand op den schouder.
"Je vindt het erg min van me, niet waar Van Son?"
"Ik had het niet van je gedacht, Stricke."
"Ik evenmin. Maar vier jaar in Indië brengen een groot verschil… Wacht eens, wat jij over vier jaar doen zult."


inhoud | vorige pagina | volgende pagina