doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anna de Savornin Lohman: 'Roem' uit Miserere
Amsterdam: P.N. van Kampen en zoon,
[1897], eerste druk 1895


[157:]

ROEM.

De beide kinderen spelen in den tuin van de villa; hij, een mooie, bruinharige, blauwoogige knaap; zij, eerder leelijk, maar toch aantrekkelijk, door de lieve uitdrukking van haar zacht gezichtje.
... "Zit op dan," zegt de knaap, en tracht een kleinen fox-terrier in de vereischte positie van opzitten te krijgen.
Maar het diertje, zoodra zijn meester het weer loslaat, zakt ineen, laat zich overzij vallen.
Het meisje schatert er om van lachen.
"Tello is zoo lui; hij doet het toch niet," roept ze vroolijk geanimeerd.
Maar de kleine jongen wordt er boos over.
"Hij zal gehoorzaam zijn; ik wil het," zegt hij kwaad, en duwt den hond opnieuw terecht, - weer met hetzelfde gevolg; - het meisje lacht nog luider; - dan, driftig wordend, grijpt de knaap een stok, en slaat er mede naar Tello, harde, flinke slagen, die goed aankomen.
Met een kreet van schrik springt het meisje tusschen beiden, trekt den neergedoken Tello op haar schoot, slaat haar boezelaartje beschermend, liefkoozend, om hem.
"O Henning, hoe kan je dat doen," zegt ze verwijtend.

[158:]

En, zacht hem streelend, fiuisterd zij Tello troostende woordjes toe.
"Het is omdat hij zoo ondeugend is; hij begrijpt heel goed wat hij doen moet," protesteert Henning, - maar hij beproeft niet meer te slaan.
"Daarom behoef je hem nog niet te mishandelen; hij kan zich niet verdedigen; jij bent de overmacht; en hij is de zwakkere," wijst het meisje hem terecht.
Een oogenblik boudeert Henning nog, terwijl Marie hare vertroosting van Tello voortzet. Dan werpt hij zijn stok weg, en zegt:
"Willen we naar ons huisje gaan, en man en vrouw spelen?"
Marie ziet verheugd op, wischt snel een paar verscholen traantjes af, die op het vel van Tello dreigden neer te druppelen.
"Ja, ja," roept ze levendig. En, hand in hand, voorafgegaan door Tello, zoeken ze een kreupelboschje op, dringen door de takken heen naar het binnenste gedeelte, naar een eenigszins open ruimte, door den tuinman nog wat voor hen bijgesnoeid. Daar staan een paar houten bankjes en een dito tafeltje: meubels van Hennings eigen maaksel; ze gaan daar zitten, en Tello moet ook op een bankje plaats nemen, want hij stelt het kindje voor.
Marie haalt bonbons uit haren zak, legt haren niet zeer schoonen zakdoek over de tafel bij wijze van servet; en, terwijl zij, geheel verzoend nu, daarvan genieten, zegt zij in eens, nadenkend:
"Henning, als ik groot ben, wil ik heusch je vrouw worden; je heusche vrouw, meen ik."
"Dat is goed," antwoordt Henning, - heel genadig.

[159:]

Maar Marie is nog niet tevreden: "Je moet het mij beloven," verzoekt zij met aandrang.
"Natuurlijk beloof ik het je; ik neem je immers altijd tot vrouw, - nu al," stelt Henning haar gerust. "Ik wil niemand anders hebben; - ik breng je immers altijd van school thuis; en ik heb verleden week nog voor je gevochten, omdat Willem Verhagen zei, dat je zoo leelijk bent." -
Marie kijkt met een pijnlijk blosje naar den mooien Henning op, - hoe jong ook, ze is reeds zooveel vrouw, om het smartelijke van leelijk-zijn te gevoelen. - En ze weet het wel, dat Nettie Verhagen, Willems zusje, en Maud Verschuur, en Ellen Deltens, en Helene van Winteren allen veel mooier meisjes zijn dan zij; maar het doet haar toch een beetje pijn nu ook van Hennings lippen die harde waarheid te moeten hooren.
Dan, in eens, begrijpt zij dat het dubbel ridderlijk in hem was voor haar te vechten om die reden, die hij blijkbaar zelf erkent te bestaan, en ze slaat de armen om zijn hals, en geeft hem een onschuldigen kus.
- "Ben ik erg leelijk, Henning?" vraagt zij weifelend.
Renning schudt geruststellend het hoofd. - "Erg niet," zegt hij nauwkeurig. "Je bent gewoon, weet je; er is niets bijzonders aan je, zooals b.v. aan Nettie Verhagen en aan Ellen Deltens. - Maar weet je wat ik vind, Marie; je bent in ieder geval veel liever dan die nare nesten. - - - Ik vind je heel lief. -" En, half onbewust zijn eigen kinderlijken gedachtenloop vervolgend, zegt hij nog een oogenblik later: "Je hadt toch gelijk, Marie, ik had Tello niet zoo moeten slaan. - Tello, kom hier, beste hond, vergeef den baas maar."


inhoud | volgende pagina