doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Thérèse Hoven: De passagiers van "De Rembrandt"
Utrecht: A.W. Bruna & Zn., 1919


[131:]

IX. HAAGSCHE SPECIALITEITEN.

Poppie en Marianne Koelders, die elkander veel ontmoeten en zooals Poppie 't noemt: dikke vriendinnen zijn, hebben evenals de meeste Indischgasten veel over Mevrouw Vorstman hooren spreken, en de vreemdste en origineelste te verhalen omtrent haar gehoord.
Ze is een waarzegster, ze verstaat de kunst van de oude Chaldeëers om je horoscoop te trekken, ze kan je levensloop en je levensomstandigheden veranderen, ze kan alles weg tooveren, wat je maar eenigszins ongelukkig maakt, om zoo te zeggen je pad voor je vereffenen... en dat wel door een zeer eenvoudig middel, het veranderen van je naam.
Poppie heeft een nichtje, ook een Indisch meisje, een voorkind van een ofticier, die getrouwd is en een viertal kinderen van zijn tweede en wettige vrouw heeft; Klaart je had het nooit met haar stiefmoeder kunnen vinden en toen had iemand haar aangeraden eens naar Mevrouw Vorstman te gaan.
Deze had, na vijf minuten met haar gesproken te hebben, tot haar gezegd: "De fout zit in uw naam, u moest niet Klaartje heeten, maar Dory." En ze noemde zich Dory en beweerde dat Mama nu veel minder onuitstaanbaar was.
Dan heeft Poppie gehoord van drie meisjes, die dol graag wilden trouwen, maar nooit in gezelschap kwamen en daardoor geen jongelui ontmoetten; ook dezen zochten heur

[132:]

heil bij de adepte der Chaldeëers, die haar aanried zich in plaats van Marie, Jeanne en Paula, Serena, Ankra en Olfee te noemen.
Dat was nu een jaar geleden, Ankra was getrouwd, Serena was in 't geheim en Olfee publiek geëngageerd.
Eens dat Poppie Jetty van Tricht op straat ontmoette, had zij gezegd: "Als jij naar mevrouw Vorstman gaat, zal zij jou een anderen naam aan de hand doen en als jij dan in Indië terug bent, is jou stiefma heel anders, heb zelf gezien bij mijn nichtje. Heet vroeger Klaartje en zij leidt een leven als een hond, precies Asschepoetster en nu heet zij Dory en zij is gelukkig. Als jij hoor, geloof jij ook."
Jetty van Tricht, denkende aan een andere naamsverandering, die er voor haar in 't zicht is, want Gerard Wouters heeft haar zijn liefde bekend en haar gevraagd zijn vrouwtje te worden, heeft toen geestdriftig gezegd: "Natuurlijk geloof ik dat een naamsverandering je geluk kan aanbrengen."
"Nou, zie je wel, ga dan met mij mee naar mevrouw Vorstman, ja?"
"Nee, Poppie, dat liever niet. Ik houd niet van zulke experimenten."
"Wat nou experiment? Is heelemaal niet naar of zoo, ik zeg je toch, mijn eigen nicht is er geweest en ik heb kennis gemaakt, niet persoonlijk maar van hooren zeggen, met drie meisjes." Volgde 't verhaal van de, in Serena, Ankra en Olfee gemetamorphoseerde Marie, Jeanne en Paula.
Maar Jetty wilde er niet aan en toen zocht Poppie haar heil bij mevrouw Koelders.
"Net iets voor jou, zeg; Dory, mijn nichtje, weet je toch? Die komt er dikwijls en dan ziet zij dames weggaan en met

[133:]

tranen in de oogen zeggen: "Ik ben u zoo dankbaar, ja?
Ik was heelemaal ongelukkig. maar door u heb ik 't geluk terug gekregen. Is toch prachtig? Stel je voor, dat mevrouw Vorstman jou ook vertelt: met je man is 't niet goed, omdat je Marianne heet en zij raadt jou iets anders aan wie weet of jij krijgt niet gauw een brief van hem: "Kom toch terug vrouwtje, Ik verlang zoo..." misschien wel een telegram."
"Ik heb ook wel van die mevrouw gehoord; kennissen van mij beweren, dat ouders haar, bij de geboorte van een kind, raadplegen om te weten welke naam 't gunstigste is. "
"Nou dan? Jij moet ook probeeren."
"Waarom doe je 't zelf niet?"
"Ik wil ook zoo graag, maar ik durf niet alleen, ben zoo maloe en dan hoor ik niet de helft. Ga jij nu mee en vraag voor je zelf en dan ik zit er zoo'n beetje bij en zeg; net of 't zoo'n inval is: "Wilt u mij ook helpen?"
"Maar, jij bent toch niet ongelukkig, Poppie, je ouders geven je toch alles, wat je hebben wilt. Nu weer dat beeldige witte pak ...
" Ja, mooi, hè? En ik heb ook een mooien, langen avondmantel van rose wollen stof met satijn van binnen en watten voor de kou. Is vreeselijk zwaar, ik bezwijk der onder, maar de juffrouw zegt - zoodra 't koud wordt voelt u niet meer dat 't zwaar is. Aan den hals is er bont zoo'n lief velletje, ja, zoo zacht..."
"Nu dan, een kind, dat zoo bedorven wordt met tailleurpakken en avondmantels heeft geen reden tot klagen."
"Toch wel, hoor! Je weet toch dat Pa pensionneerd is en dat wij op een theeland wonen... doodelijk saai. Wij

[134:]

komen hier maar voor zes maanden, omdat Ma opereerd moet worden voor haar nier. De dokter zegt kan toch niet op een theeland, en Parboewatti, dat is de onderneming, is ver van Batavia... Ma wil ook liever in Europa opereerd.
"Is al gebeurd en Ma gaat best, maar als wij terug gaan naar Parboewaui, treur ik mij dood ... ik wil liever trouwen. en misschien is Poppie daar niet goed voor, ik vertel je toch van de meisjes Kanteler."
"Och! God, kind, verlang toch niet om te trouwen; 't geeft heusch maar soesah dan pleizier."
"Dat zeg jij, omdat je niet goed uitgevallen bent; ligt misschien aan jou naam, maar als ik nu van mevrouw Vorstman een gelukkigen naam krijg, zul je eens wat zien. Als ik dan iemand tegen kom, wordt hij natuurlijk verliefd en dan moet ik gelukkig zijn."
"Ik geloof er niet erg aan, hoor, maar ik wil wel eens met je meegaan, zeg maar wanneer... maar luister eens, weet je 't adres van die mevrouw?"
"Nog niet, maar ik zal vragen. Ik zie Dory morgen, dan gaan wij samen op de pier, zoo leuk, ja!"
Mevrouw Koelders stelt er zich niet veel van voor; haar levensdraad is zóó gruwelijk verward dat zij niet begrijpt, hoe alles ooit terecht kan komen. Toen ze in Indië was, gevoelde zij zich ongelukkig omdat zij zoo weinig in het leven van haar man beteekende en hun huwelijk zoo akelig prozaïsch was.
Toen kruiste hij, de rust-verstoorder, haar pad en één oogenblik meende zij het geluk te kunnen grijpen, doch de fatsoenlijke vrouw in haar zegevierde en zij bezweek niet voor de verleiding.

[135:]

Maar ook dat niet toegeven bracht haar geen geluk, haar deugdzaamheid gaf haar niet het gevoel van hoogstaan, noch de vreugde der overwinning op zich zelf, welke zij er van gehoopt had.
Het was haar eigen wil en, als ze er weer voor stond, zou ze precies 't zelfde doen... of juister laten: ze had er dus geen spijt van, maar ook geen voldoening.
En nu ze in Holland is, voelt ze zich onvoldaan en ontevreden.
Ze is door de Indische weelde te zeer verwend om zich weer te kunnen schikken in de enge, dood-zuinige Hollandsche manier van leven en dat nu onder de bezwarende oorlogs-omstandigheden.
Betsy, haar jeugdvriendin, vindt ze veranderd en niet tot haar voordeel, ze is lang zoo sympathiek niet meer als vroeger en zij vindt het vervelend om met anderen in aanraking te komen, die dan natuurlijk over haar man beginnen.
Zelfs, als ze op straat of op Scheveningen, bij toeval, den een of anderen kennis ontmoet, is 't: "Hé, Marianne, jij hier! Heeft je man verlof gekregen?"
Of wel: "Ik heb jou naam wel gezien op de passagierslijst van "De Rembrandt" maar niet dien van Koelders. Is je man niet met je mee gekomen?"
En dan wordt ze verlegen en stottert ze... een antwoord, dat niet verstaan wordt, omdat 't niet te verstaan is, enkel klanken, meer niet, of wel ze jokt, iets dat ze anders verfoeielijk vindt.
Ze vertelt dat ze wegens ongesteldheid naar Holland is gekomen en dat Koelders nakomt . . . of zoo iets.
En dan suggereert die leugen haar er zelve aan te gelooven.

[136:]

Soms voelt ze zelfs iets, dat naar verlangen zweemt. en verscheiden keer heeft ze hem reeds een brief geschreven, doch niet verzonden. 't Liefst zou ze eigenlijk willen, dat hij haar kwam halen zonder een poging tot verzoening van haar kant. 't Moest heelemaal van hem komen I
In haar naïef egoïsme beseft ze niet, dat het Geluk niet zoo maar voor 't grijpen ligt, dat het niet op commando verschijnt als een kel1ner in een restaurant aan de tafeltjes, waar hij geroepen wordt, maar dat men er voor strijden moet.
Of die Mevrouw van Poppie haar zal helpen, betwijfelt ze, maar 't is een middag-vervulling, dat is al veel.
Den Haag is haar geducht tegen gevallen, natuurlijk ook al door dien ellendigen oorlog.
De menschen zijn bang om een cent uit te geven en loopen met begrafenis-gezichten rond, als waren ze op het punt van failliet te gaan. Ze zijn nog te gierig om je een kopje thee met een koekje te geven, de tea-room en andere snoepgelegenheden zijn als verlaten.
Je moet zoo'n kind als Poppie zijn, direct geïmporteerd van een theeland en nog nooit iets gezien hebben om er iets aardigs in te vinden.
Poppie is letterlijk over alles verrukt, al toont ze het weinig, uit angst niet voor vol te worden aangezien.
De nieuwere straten van Scheveningen vindt ze eigenlijk veel mooier dan de benauwde slopjes met de miniatuur huisjes, eigenwijze geveltjes en helgroen geverfde deuren, maar iemand heeft haar verteld, dat ze schilderachtig zijn en dat je ze daarom moet bewonderen.
Dus doet ze maar net alsof zij ze heel mooi vindt, al

[137:]

zijn de termen, waarop ze het doet: "eenig, snoezig, lief," niet bepaald in overeenstemming er mee.
Ze is heel blij dat die mevrouw niet in zoo'n krotje woont, waar 't naar rotte visch en haring ruikt, nog erger dan de opium en peté-Iuchtjes in de kampongs in Indië.
Het is een keurig net bovenhuis, waar de dames, na eenige dagen te voren belet te hebben gevraagd, ontvangen worden.
In de achter-suite zijn de muren druk behangen met wapens en sarongs, "zeker in indië geweest, ja!" fluistert Poppie haar vriendin toe.
De voorkamer is beslist karakteristiek, de overheerschende kleur toch is violet... de stof fluweel.
De divan en de verschillende stoelen zijn er mee gedrapeerd en deze ongewone kleur voor kamer-stoffeering doet vreemd, maar niet onaangenaam, aan. Integendeel, er gaat iets warms-sympathieks van uit, dat aantrekt.
Mevrouw Vorstman, een groote, statige vrouw, is in den zelfden toon gekleed, een losse tea-gown van fluweel met gaze de soie afgezet.
Ze noodigt haar bezoeksters om plaats te nemen en vraagt wat haar 't genoegen der kennismaking verschaft?
Poppie giegelt... ze vindt de kamer erg mooi, alleen een beetje stik met al die draperiëen en kleeden... overal in Holland zoo stik en dan die aan mekaar geplakte huizen.
Mevrouw Koelders zegt eenvoudig: "Wij hebben allebei zooveel van u gehoord en wilden daarom uw oordeel eens vernemen over... even aarzelt ze, dan in aansluiting met hetgeen er verteld wordt ... vervolgt ze flink: "Over

[138:]

onze namen. Is het waar, dat u verband vindt tusschen den naam en het lot van de menschen?"
Mevrouw Vorstman glimlacht even. Voor een vrouw van studie, als zij, is de vorm der vraag niet fraai.
Doch ze is gewend, dat vreemden den eersten keer, dat ze bij haar komen, wat verlegen zijn en zich daardoor slecht uitdrukken.
"Ja, kijkt u eens... ik zie in alles cijfers... O! 't is geen nieuwe theorie, de oude Chaldeëers zagen 't reeds.
"Ten eerste geeft de datum der geboorte reeds een grooteen, in de meeste gevallen, afdoende aanwijzing.
"Ik zou zeggen, dat u op den tweeden... of op den elfden dag der maand is geboren."
"Den tweede, dat is juist," bevestigt mevrouw Koeldel's.
"En u heet?"
"Marianne...
"Marianne, zoo! Dat is geen absoluut verkeerde naam. doch ook geen absoluut goede. De m is goed en de n ook, de a's bederven het. Toch is er nooit reden voor een Marianne om van naam te veranderen... ten zij er een andere bij is. Heeft u nog meer namen?"
"Ik heet nog Elizabeth?"
"O! dat is jammer, Elizabeth is altijd slecht... soms noodlottig. Bij u is de invloed gelukkig eenigszins getemperd door Marianne... Ziet u, ik tel de cijfers op en ga dan na of het eind-cijfer gunstig is. Dat is bij Marianne wel 't geval, bij Elizabeth niet. Zoodra ik u zag, merkte ik, dat er iets aan haperde. En toen u mij uw naam noemde, begreep ik 't wel, juist omdat Marianne goed is...
"Dus wat moet ik doen?" komt er, aarzelend, uit

[139:]

"Liefst uw tweeden naam ongebruikt laten. Nog beter zou 't voor u zijn, als u zich Elphide liet noemen, maar strict noodzakelijk is het het niet... En dan... wat u ook kunt doent is altijd iets van terra-cotta, bij u hebben, ik meen de kleur, niet het aardewerk. Ik zou u aanraden terra-cotta zijden zakdoeken te gebruiken en, als u brieven van belang schrijft en ook aan menschen, aan wier genegenheid u hecht, dit altijd te doen bij het schijnsel van een lamp met een terra-cotta kap. Dat is uw kleur...
"Mag ik u vragen, mevrouw? Is violette uw kleur?'"
"Omdat mijn kamer er mee gestoffeerd is?"
"En u zelf ook die kleur draagt?"
"Dat is toeval! Ik houd van violette en deze japon zit mij gemakkelijk. Ik heb een afschuw van alles, dat knelt en benauwt, ik moet vrij zijn in mijn bewegingen, daarom drage ik liefst een los kleed...
"Neemt u mij niet kwalijk, maar is u een Duitsche?"
"Meent u dat aan mijn accent te hooren?"
"Dat niet, u spreekt uitstekend Hollandsch."
"Jawel, maar toch met een accent, ik houd wel van Hollandsch, maar 't is niet mijn taal, 't best druk ik mij uit in 't Engelsch, daar voel ik mij thuis in... maar ik ben Deensche van geboorte."
"Woont u lang in Holland?"
"Gewoonlijk reis ik veel. Eigenlijk houd ik niet erg van dit land, de menschen zijn zoo stijf en koel, waarschijnlijk doordat zij Calvinisten zijn...
"Ik weet ook niet precies waarom," valt Poppie in, die toch ook haar aandeel in 't gesprek wil hebben, .maar ik

[140:]

vind ze ook stijf en zoo kaal... als u mij eerlijk vraagt vind ik Holland misselijk '"
Mevrouw Vorstman trekt de wenkbrauwen hoog op.
Blijkbaar past zulk een uitdrukking niet in haar vocabulaire!
Ze zegt dan ook, met iets hoog-voornaams: "Straks is 't uw beurt: eerst mevrouw... anders verwar ik de cijfers en loopt 't mis."
Dan, zich weer tot Marianne wendende: "Ik zie veel in u, maar 't is niet alles goed...
"O! nee, daar hebt u gelijk in," klinkt 't bitter.
"Zoekt u niet wel eens de fout bij anderen, in plaats van bij u zelf?"
't Is een van die algemeenheden, bijna op iedereen toepasselijk, doch Marianne neemt 't beslist persoonlijk op en zucht.
Dan vraagt ze verlegen: "Wat zoudt u mij raden?"
"Ik weet te weinig van u af... maar komt nog een terug. dan zal ik eerst uw geval in 't abstracte overdenken, om u daarvan in 't concrete te kunnen raden...
"Nu ik?" vraagt Poppie, ."ik heet Caroline, maar word altijd Poppie genoemd...
"Die Indische gewoonte ken ik. Poppie en Non en...
"Bent u in Indië geweest?"
"Ik heb er vijf jaar gewoond."
"Prettig, ja? Maar, wel een beetje eentonig. Ik wou een verandering, weet u. Altijd met Papa en Mama op een theeland is zoo 't zelfde. Kunt u niet maken dat er wat ander komt? Zou een andere naam helpen?"
"Misschien. Laat ik eens denken, Wanneer bent u geboren?"

[141:]

"Wanneer denkt u?"
"Ik zou zeggen in November, tusschen den zevende en den veertiende."
"Heelemaal niet: 8 Januari is mijn verjaardag."
"Zoo? Ja, men kan zich vergissen. Hebt u veel verdriet gehad?"
"Heb nog."
"Nu ja, zoo'n tikje ontevredenheid. Maar ik meen echt verdriet? Een ongelukkige liefde bijvoorbeeld?"
"Heb juist verdriet omdat ik geen gelukkige liefde heb en wil daarom anders heeten. "
Blijkbaar interesseert Poppie haar niet overmatig of zeggen haar cijfers niets bizonders, ten minste Mevrouw Vorstman maakt er zich met enkele niets zeggende phrasen van af en voegt er, bij wijze van compensatie, bij: "U zoudt u Rieda kunnen noemen, maar ik durf er niet voor instaan dat u dan gelukkiger zoudt zijn."
"Zegt u dan iets anders...
Blijkbaar gaat Poppie van de veronderstelling uit, dat mevrouw Vorstman het wel en wee van die haar bezoekers in handen heeft en hun lot kan verbeteren door het schenken van een der vele namen, welke zij tot haar beschikking heeft, zoo iets als gelukbons.
Maar zoo is het toch niet!
Marianne, meer ontwikkeld, krijgt den indruk dat de macht en de gaven der moderne Priesteres eenigszins overdreven zijn, en ook dat ze beter raadt en krachtiger ingrijpt, naarmate haar bezoekers meer overtuigd zijn .
Ze staat dan ook vrij spoedig op en vraagt schuchter of er ook iets te betalen is, waarop Mevrouw Vorstman

[142:]

ontkennend antwoordt. "Ik vraag nooit geld; ik dien de wetenschap en soms leer ik door wat ik zie en opmerk... Dikwijls zijn degenen, die bij mij komen, even zoo veel problemen, die ik mij beijver om op te lossen...
"U voelt zeker voor sommigen meer dan voor anderen?"
"Ja, natuurlijk, 't leven van één mensch is veel gecompliceerder dan dat van een ander. Dat ligt natuurlijk aan het uur en den dag zijner geboorte en aan 't cijfer als product van zijn naam en...
Volgen weer eenige beschouwingen'
Zoodra Marianne en Poppie op straat zijn gekomen, begint Poppie te lachen: "Was niet interessant, hè?"
"Nee, niet bizonder... 't kan ook aan ons liggen. Je moet naar zulk een bezoek met een soort van eerbiedige overtuiging gaan."
"Net als naar een preek, bedoel je?"
"J a, zoo ongeveer..."
"Ik had gehoopt dat 't veel leuker was... Laten wij nu eens naar Lobé gaan... Toe... Ik weet waar hij woont...
"Och! kind, wat heb je er aan? Bovendien, ik geloof dat de menschen hem enkel raadplegen, als ze iets verloren hebben."
"Laten we dan maar foppentjes doen. Ik zal vertellen dat ik een diamanten broche mis...
"Dat is flauw...
"Is toch de waarheid. Wat je niet hebt en graag zou hebben, mis je en ik wou dol graag hebben. Hier is 't, zal ik bellen?"
Ze worden door een burgerjuffertje in een burger voorkamertje gelaten en in een burger achterkamer door een burgerheertje ontvangen.

[143:]

Poppie wil ditmaal 't eerst een beurt hebben.
Lobé wijst haar vlak over hem te gaan zitten neemt haar hand in de zijne... druk die vast, strijkt met zijn andere hand over zijn voorhoofd en zegt dan langzaam... "U hebt iets verloren..." maar ik zie niet wat... maar verloren is 't... nee... ik kan niets zien ..., wacht eens even... u zoekt iets, wat u niet verloren hebt.... en toch gaarne zoudt vinden; 't is groot en lang...
Poppie giegelt en knikt toestemmend. Dan vraagt ze, met nauwelijksgehouden nieuwsgierigheid. "En zou ik 't spoedig vinden?"
"Dat kan ik u niet zeggen.
"'t Gaat niet heel goed, den eenen dag zie ik meer dan den andere. Wilt u 't nog probeeren?" vraagt hij aan Marianne die hem, met een stijf: "nee, dank u," antwoordt.
En weer dezelfde vraag als hij mevrouw Vorstman over een mogelijk verschuldigde betaling, doch ook nu komen ze er goedkopp af. Als de meester geen opheldering kan geven, met iets, zooals hij 't noemt, rekent hij ook niets.
"Een meevallertje, zeg," fluistert Poppie, op straat.
Marianne reageert er niet op. Geen van beiden zijn ze voldaan, .vooral Poppie had er zich zooveel van voorgesteld, maar ze is toch van plan zich Rieda te noemen.


vorige pagina | inhoud | volgende pagina