doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Mina Kruseman: Paria's (Tweede Deel)
Dordrecht: Revers, 1900


TIENDE HOOFDSTUK
DEN VOLGENDEN DAG

[68:]

"Dat arme kind!" riep ze telkens weer. Het is mijn schuld dat ze zich in zee geworpen heeft!"

"Maar liefste Engel, het meisje was immers niet wel bij het hoofd!" sprak Dorbly troostend. "In China had ze reeds getracht zich van het leven te berooven. Ze was opgewonden, overspannen, krankzinnig!"

"Ik had haar kunnen redden, en ik heb het niet gedaan! Ik heb in m'n eigen verdriet het arme kind vergeten en dat is haar dood geweest! - M'n arm, zacht, trouw hondje, m'n lieve, ongelukkige IIla! - Wat had ze een vertrouwen in me! En ik heb haar vertrouwen teleurgesteld! - Haar losgelaten, bijna afgeschud, de keten verbroken die de zwakke aan de sterke hechtte, vóór dat de zwakke sterk genoeg was om op zich zelve te kunnen staan... Het is mijn schuld, mijn schuld, zeg ik je."

Arme Dorbly begreep er niets van. Lize had haar vader en haar zuster verloren, en daar sprak zij niet over, terwijl de dood van die kleine vreemdelinge haar bijna krankzinnig maakte? En hij? . .. Was hij dan niets in haar leven? - Moest hij ook achterstaan bij lila? - Wie was lila dan toch?"

Lize verzocht hem snikkend haar alleen te laten. - "Ga naar boven. .. toe... wil je? Ik zal je volgen, straks."

"Maar ik ben bang je alleen te laten!... Lize, lieveling. . .arme Engel, ik heb je zoo lief en ik vrees..."
"Neen, neen, ik zal je volgen... ga."
"Wil ik den dokter.. ."
"De dokter! Die begrijpt niets! . ., Ik wil me kleeden, en dan volg ik je, ga toch!"
Dorbly ging schoorvoetend naai boven, en werd van alle kanten omsingeld door de passagiers, die naar Lize vroegen.
De arme man had zich lang goed gehouden, maar nu gevoelde hij zich overlneesterd en viel hij snikkend in een stoel, terwijl hij afgebroken sprak:
"Ze is zóó geschokt... zóó vreemd... dat ik bang ben voor haar hoofd. . ."
Een doodsche stilte volgde.
Elmire Remy was de eerste die het waagde iets te zeggen: "Illa"... begon ze, maar er ging een soort van gegons door de menigte dat zoo veel beteekende als "waar denk je aan!" en Elmire trok zich terug.
"Neen, neen, riep Dorbly, haar hand grijpende, "U schijnt haar begrepen te hebben. Och, wat ik u bidden mag, gaat u met haar spreken, tracht haar te troosten, weer normaal te maken. Zij tobt over Illa alleen, het is haar schuld, zegt ze, dat lila zich verdronken heeft! Haar schuld! De schuld van mijn aangebeden Lize, die altijd zoo goed, voor haar was! Waar denkt ze toch aan!"
Elmire ging naar Lize en de passagiers trachten Dorbly te troosten, die niet gerust-te-stellen was.
Ze wierp zich in de armen van de zangeres alsof zij een beproefde vriendin van haar was .'
"God dank dat u komt," riep ze opgewonden. "Niemand begrijpt me hier aan boord. M'n goeie Dorbly zoo min als de rest! Maar u heeft anders geleefd dan al die menschen, u zal begrijpen dat ik het recht niet meer had Illa te vergeten, zelfs niet voor mijn eigen leed, . .. vooral niet voor mijn eigen leed. Want dan was de band verscheurd, plotseling en, voor altijd, en was zij reddeloos verloren!... Ik wist het... en.. toch heb ik

[69:]

niet aan haar gedacht aan m'n arm, lief, trouw hondje! . .. Zóó egoïstisch had zij nooit kunnen zijn!..."
"Neen, maar juist omdat het haar onmogelijk zou geweest zijn, had ze ook geen verdienste."
Lize staarde Elmire zwijgend aan.
"Niet waar?" hernam de zangeres "u domineerde haar door uw wil, maar zij had geen wil, u bestuurde haar leven door uw kracht, u gaf haar van uw gevoel, van uw verstand, van uw moed, van al wat u meer had dan zij, het was uw rijkdom die haar faktiesch ophield, de weelde van uw bestaan die levenskrachten gaf aan het hare.. ."
"Welnu! welnu!" riep Lize, en ik die dat alles wist!"
Wat vermag weten wanneer de omstandigheden zóó samenloopen dat ons weten ons op een gegeven oogenblik ontsnapt? Illa's idée fixe heeft de overhand gekregen zoodra het evenwicht verbroken was. Dit is zeker heel treurig, maar het is uwe schuld niet. U kan het toch niet helpen dat u zelf geleden heeft, getroffen is geworden door een slag die nog veel harder is dan het verlies van Illa?"
"Ik weet het niet.,. Mijn vader en m'n zuster kon ik niet redden, maar dit arme weesje wel."
"En hoe zou het afscheid geweest zijn te Napels? Welke gevolgen. . ."'
"Tegen dien tIjd had ze sterker kunnen zijn."
"En als ze niet sterk genoeg geweest was? Wat zou er dan gebeurd zijn? Wat zou er van haar geworden zijn, na de scheiding? Ik zag geen geluk voor haar in de toekomst. Ze had te veel geleden. U heeft een lichtstraal in haar leven geworpen, maar om geheel haar bestaan op-te-helderen, daarvoor had ze onder uw toezicht moeten blijven, waarschijnlijk jaren lang."
Lize boog het hoofd en bleef lang zwijgen. Eindelijk vroeg ze aarzelend:
"Als ze een man ontnloet had:. ."
"Daar was ze te jong voor. .. en te eenvoudig opgevoed."
"Denkt u niet dat ze zich uit mijn macht zou los gewikkeld hebben. . ."

[70:]

"Door een liefde? Een gewone eerste meisjes-verliefdheid voor een man quelconque? Wel neen, zoo'n liefde zou ze nooit gekend hebben naast u! Het ontwaken van de vrouw in zoo'n heel jong meisje is meestal het gevolg van opgeschroefde lectuur of van harteleegheid en haar gedachten waren fixe, haar hart was zóó vol dat ze geheel opging in haar souvenirs en in haar gehechtheid aan u. Ge stond zóó hoog voor haar, ge waart zóó volmaakt, zoo machtig dat ze zelfs geen jalouzie admetteerde en alles lief had wat tot u behoorde."
"Natuurlijk."
Elmire zag verwonderd Lize aan. "Natuurlijk?" vroeg ze.
"Ja, hoe had het anders kunnen zijn? Ze voelde met me. Herinnert ge u ons gesprek over den kolonel? Dat is de eenige keer geweest dat we verschillend gevoeld hebben, en dat ze me tegen heeft gesproken. O, wat ben ik toen blij geweest over de onafhankelijkheid welke ik meende..."
"Neen, neen, dat was geen onafhankelijkheid. Op het oogenblik dat die oude, ongelukkige man zich van u verwijderde, moet ook u een gevoel van medelijden gehad hebben met zooveel grootheid die zoo lamentabel wegstierf."
Lize glimlachte. "Ja, dat had ik ook, maar het was zijn leven wat ik beoordeelde, niet z'n persoon. Ik betreurde het dat iemand die in de gelegenheid geweest was om zoo veel goed te doen zoo veel kwaad gedaan had... en nu was het  te laat voor alles! Dat vloog me door m'n hoofd, meer niet."
"Welnu dat was voldoende!"
Dorbly vroeg of hij binnen mocht komen.
Elmire opende lachend de deur.
"Of u mag binnen komen? Dat is maar zoo zoo! We hebben in ons hutje juist plaats voor twee, de derde moet half buiten blijven."
Dorbly zag licht in den opgeklaard en blik van Lize en zijn knevel trilde zenuwachtig voor dat hij antwoordde:
"En die derde ben ik? Ik verlang ook niet meer. Ik kwam maar even kijken of m'n liefste Lize klaar was,.. het is zoo heerlijk zonnig boven."

[71:]

"Dankje Lieveling," riep Lize, "dank je dat je me Mme Remy gezonden hebt, zij begrijpt me, even als m'n goeie Jufvrouw Hanna vroeger! Ja, we komen, heel gauw, we volgen je dadelijk."
Dorbly was zoo gelukkig over de verandering die hij in Lize vond, dat hij z'n vrouw een kus gaf en Elmire een hartelijken handdruk en springend naar dek terug keerde.


vorige pagina | inhoud | volgende pagina