doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Fiammetta: Noodlot. Oorspronkelijke Indische Novelle. In: Bataviaasch Nieuwsblad, 1902
Vrijdag 6 juni 1902 - aflevering 6


Op de bruiloft die in de pondok gevierd werd, was een groot aantal aanzienlijke gasten verzameld om het bruidspaar eer te bewijzen. Ook de employes verschenen deftig in rok en witte das.
De bruigom straalde van geluk, terwijl de bruid met stil, gelukkig lachje de gelukwenschen ontving. Toen de dominee zooeven in de kerk den zegen over hen uitsprak, had zij telkens angstig naar het open, knappe gelaat van Frank. gekeken, alsof zij bevreesd was dat niet hij, maar die andere met zijn trotsch, feitelijk uiterlijk nevens haar stond, want gedurende de plechtigheid kwam haar een andere huwelijks-inzegening voor den geest.
In de groote binnengalerij, waar het licht der lampen viel op de zwarte rokken en fraaie toiletten en schitterde in de groote spiegels aan de wanden, bewogen zich de gasten, luid pratend. Mevrouw Terborg dribbelde af en aan. De resident hield een fraaie rede, d;oor de aanwezigen staande aangehoord, na welke rede weder op het geluk van het jonge paar geklonken werd. De champagne vloeide rijkelijk en de gasten werden zeer vroolijk.
"Thea, liefje, heb je plezier?" vroeg Meijer die in zi;jn onnoozelheid meende dat het zijn teerhartig nichtje veel kosten moest om Rhoden gelukkig te zien meteen ander.
"O, ik amuseer mij dol," sprak het meisje lachend. "Valte heeft mij verteld dat Coestert straks een speech zal houden die hij al prachtig uit het hoofd kent. Hij heeft twee weken noodig gehad om die in te studeeren. Valte en de anderen hebben het hem al hooren opzeggen, gisteren in de fabriek."
"Een kranig stuk," zegt Valte. En mevrouw Coestert vertelt dat het niemendal is vóór haar man, zoo knap is hij".
Even voordat de eerste rijtuigen kwamen om de gasten huiswaarts te brengen, trad Coestert vooruit, zeer zenuwachtig, zeer bleek om den neus en met klamme handen. "Heeren en dames," begon hij met trilllende stem.
Een diepe stilte trad in, waarbij sommigen meesmuilden. Het was toch op het gelaat van den spreker te zien, in welk een grooten angst hij verkeerde. Op zijn voorhoofd glinsterden zweetdroppeltjes en zijn oogen dwaalden hulpeloos over het luisterend gezelschap.
Nogmaals begon hij:
"Heeren en dames! Eer onze voormalige kameraad— als — gelukkige — bruigom — vertrekt en met zich voert zijn bruid, die...— ,die..." Coestert bleef steken en keek wanhopig rond.
"Ik wenschte slechts uit..... uit naam van ons... — ons — allen..."
De arme spreker wist niets meer; zijn gedachten warrelden dooreen als een verward kluwen. Hij zag alleen hoe een corpulente dame met bloederige robijnen in de ooren hem strak aankeek en den spitsen neus vooruit stak als hield zij zich gereed den ongelukkigen hakkelaar met dit sieraad van haar aangezicht te doorboren.
"Ik wenschte slechts," begon hij weer, ophoudend terwijl hij naar adem snakte. "Slechts .....uit te roepen; «hiep, hiep, hoera!" viel de vroolijke Valte in. En schaterlachend volgden de anderen zijn voorbeeld. Rhoden trad naar Coe.stert toe.
"Ik begrijp wat je hebt willen zeggen, beste vriend. Ik. ben je daar recht dankbaar voor";, en Frank schudde trouwhartig de bevende hand van Coestert die angstig en verlegen de woedende blikken zijner vrouw ontweek.
De gasten vertrokken en spoedig kwam het rijtuig voor dat Rhoden en zijn jonge vrouw naar hun nieuwe woonplaats zou brengen. De paarden trappelden van ongeduld en na een hartelijk afscheid hielp Frank zijn vrouw instijgen.
Spoedig lag het reeds slapende stadje achter hen en draafden de paarden op den donkeren landweg waar, boven de uitgestrekte padi-velden aan weerskanten miriaden vuurvliegjes zwevend dansten, een fantastische dans.
Na een vrij langen rit, langs veld en kreupelbosch waar de nachtvogel zich hooren liet, langs indigo-tuinen waarvan de scherpe geur opsteeg in den stillen nacht, werd eindelijk de helder verlichte administrateurswoning van Randoe-Sarie zichtbaar. Als een betooverd kasteeltje stond het daar tusschen het donkere geboomte.
"Ziedaar, lieveling, het huis waar je voortaan wonen zal. Weet je wel zeker dat je geen spijt gevoelt over de gebeurtenis van heden?" vroeg hij ontroerd.
"Spijt, Frank?" fluisterde zij, zich ;dichter tegen hem aanvleiend, terwijl hij haar aan zijn hart drukte, "het komt mij voor alsof wij beiden de prins en prinses zijn uit een sprookje die elkander na allerlei wederwaardigheden eindelijk kregen en waarvan het slot is: "en hierna leefden zij nog vele, vele jaren gelukkig te zamen."
De bedienden maakten hun sembah voor de nieuwe meesteres en dronken van geluk voerde Frank zijn schoone, jonge vrouw zijn woning binnen. (Wordt vervolgd.)


inhoud | vorige pagina | volgende pagina