doorzoek de gehele Leestrommel

Leestrommel
Leestrommel
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Thérèse Hoven (Adinda): Vrouwen lief en leed onder de tropen
Amsterdam: L.J. Veen, 1914 (eerste dr. Utrecht: Beijers, 1892)


Hoofdstuk I. Eene comedie-partij.

De kleine schouwburg in het vorstelijk 's-Gravenhage was op den avond van den 18en October 188- goed bezet; vooral op den eersten rang kon men tal van lieve kopjes en elegante toiletjes bewonderen. Menige binocle van uit de stalles werd er dan ook heengericht. En iets, dat nooit in de stijve Residentie gebeurde, was, dat men van loge tot loge praatte en schertste en velen elkander schenen te kennen.
Wèl werd hier en daar een loge ingenomen door eenige leden der aristocratie, die met souvereine minachting neerzagen op die plebejische vroolijkheid en zoo strak mogelijk keken, als om te toonen, dat zij volstrekt niet tot dat luidruchtige gezelschap behoorden, doch daaraan stoorde zich niemand.

 

[2:]

 

Men genoot van de fraaie voorstelling; de Fransche troep voerde een allerliefste Opera comique op en men schroomde niet er met elkander over te praten en te lachen, gedachtig aan het:

Getheilte Freud ist doppel Freud.

Het vroolijke gezelschap, waaraan aristocraten en zwartgalligen zich ergerden en waarin andere burgerlui en vroolijk gestemden schik hadden, bestond uit een veertigtal jongelui, door eenige ouderen van dagen gechaperonneerd. 't Was een bruidspartij, gegeven ter eere van Theodoor v.d. Elst en Nelly van Vloten, die den vorigen dag waren aangeteekend.
Na afloop der voorstelling zou er een souper plaats hebben ten huize van Nelly's oom en tante, die ook in de comedie de honneurs waarnamen en hunne jeugdige gasten in de pauzen verfrisschende dranken en bonbons aanboden.
In het midden der groote loge, den zoogenaamden omnibus, zit het bruidspaar; zij is een lief blondje, dat twintig keer de seringen zag bloeien en die tot hare lievelingsbloem maakte, totdat de oranjebloesem voor haar geurde en ze daaraan terstond de voorkeur gaf. Ook nu is zij met een takje van dien geurigen bloesem getooid, om zich te onderschei-

 

[3:]

 

den van de andere meisjes, zooals haar bruigom schertsend had opgemerkt, toen hij het haar gaf. Ze draagt een lichtblauw kleedje, dat haar gouden lokken en fijne teint voordeelig doet uitkomen. Hij, wien de slanke dochter van 't Noorden zich tot levensgezel heeft gekozen of tenminste als zoodanig heeft aangenomen, is het tegendeel van 't jonge bruidje. Hij is even donker als zij blond, even gespierd en flink als zij zacht en tenger is; ook toont zijn gebruinde tint aan, dat hij in een heet klimaat heeft gewoond en dat de brandende zonnestralen hem niet gespaard hebben. Doch al is hij wat donker, toch is hij een knappe man, althans in de meening van Nelly, die hare blauwe oogen telkens naar hem opheft. En als zijn blik ze ontmoet, dan leest hij er niets dan bewonderende liefde en innige gehechtheid in. En wel mag ze die voelen voor den man, wiens naam ze binnen weinige weken zal dragen, want verlaat ze voor hem niet haar land, hare ouders, hare vrienden en alles, wat haar dierbaar is, en wat hare twintig zomers zoo zonnig heeft gemaakt?
De heer V. d. Elst is namelijk een Indischgast met verlof en heeft zich dat verlof ten nutte gemaakt om zich een gaaike te zoeken, ten einde haar mede te nemen naar zijn nestje onder de

 

[4:]

 

palmen. Hij was sedert kort administrateur van een koffieland in Java's Oosthoek en had dus voldoende om een vrouwtje te kunnen onderhouden.
Hij dacht over de Indische schoonen, gelijk menige volbloed Europeaan er over denkt, nl.:
Badinage - bon
Mariage - non
en wilde liever naar Holland gaan, om zich een dochter van 't land te kiezen. Een zijner collega's was juist buiten betrekking en met goedvinden van den eigenaar der plantage kwam deze voor een jaar in zijne plaats en kon de trouwlustige V. d. Elst met een gerust hart en een goed gevulde beurs repatriëeren - na een tienjarig verblijf in Indië.
Zijne ouders waren tijdens zijne afwezigheid gestorven, doch daar zijne beide zusters en een zijner broeders in den Haag getrouwd waren en daar woonden, nam hij er kamers en sloeg er zijn tenten op. Natuurlijk kregen de dames zijner familie last, om de rij harer vriendinnen eens langs te gaan en de bekoorlijkste onder haar nu en dan uit te noodigen - ter inspectie, hadden wij haast gezegd, zoo wij die uitdrukking niet te banaal vonden met betrekking tot een Haagsch

 

[5:]

 

nufje. - De eischen, die de huwelijkscandidaat stelde, waren niet bescheiden, doch ook niet onmogelijk; fortuin was hem onverschillig - ja, hij had even lief een meisje zonder geld, daar deze minder pretentie zou hebben. Hij verlangde echter en had het als conditio sine qua non gesteld, dat de aanstaande Mevrouw V. d. Elst eene goede musicienne zou zijn en daarbij een lief, ontwikkeld meisje, verstandig genoeg om hem te begrijpen, doch geen blauwkous of geëmancipeerde jonge dame en vóór alles - een degelijk huisvrouwtje.
Onder de vele jeugdige schoonen, die hij in de eerste maanden van zijn verlof leerde kennen, kwam er gene zijn ideaal zoozeer nabij als Nelly van Vloten, en 't duurde ook niet lang, of hij maakte zich sterk om met een weinig beleid en overredingskracht het hartje van zijne uitverkorene te veroveren. Hij was niet smoorlijk verliefd - dat is men niet meer op dertigjarigen leeftijd, ten minste als er tien Indische jaren bij zijn, die even als de campagnejaren dubbel tellen - doch hij vond haar heel lief en verbeeldde zich, dat 't bizonder prettig zou zijn om dat frissche gezichtje elken middag bij zijn thuiskomst in zijn voorgalerij te zien en dan een kus op die roode lipjes te mogen drukken.

 

[6:]

 

Ook meende hij, dat haar tengere leden en fraaie taille goed zouden uitkomen in sarong en kabaai en dat het heel aangenaam zou zijn om zulk een lady-like persoontje aan 't hoofd zijner tafel te zien.
Zij zou eene bevallige châtelaine van de groote administrateurswoning zijn en, daar zij eene beelderige stem had en hare blanke vingeren met buitengewone vaardigheid over de toetsen vlogen, beantwoordde zij volkomen aan hetgeen hij zich van de vrouw had voorgesteld, die voortaan lief en leed met hem zou kunnen deelen.
Van zijn kant zou hij alles doen, om 't haar naar den zin te maken; zij zou als maîtresse absolue regeeren over zijn huis en de vrije beschikking over een ruim huishoudgeld hebben.
Nelly van Vloten was op één na de oudste uit een talrijk gezin, waar ze zich van jongs af aan nuttig had leeren maken. Toch was ze niet onmisbaar; er waren twee groote meisjes, die haar plaats konden innemen, en die er volstrekt niet rouwig om waren, ‘want,’ zoo redeneerden ze, in eene groote familie moeten de oudsten niet te lang ongetrouwd blijven, anders komen de jongeren nooit aan de beurt.’
Toch vonden ze het jammer dat ‘onze Nel’ zoo ver weg ging en in de Oost ging wonen.

 

[7:]

 

Als V. d. Elst eene betrekking in Den Haag of Amsterdam had, zou het heel wat prettiger zijn, dan konden ze nog eens bij 't jonge paar logeeren; wat heeft men nu aan eene getrouwde zuster in Indië? Het is toch een vrij algemeene opinie van meisjes, dat zusters en broers hoofdzakelijk trouwen om er een gezellige logeerkamer op na te kunnen houden, zoodat ze eens kunnen profiteeren.
Elk jong vogeltje vliegt gaarne eens uit, en waar kan men vrijer logeeren dan bij zijn eigen broer of zuster? vooral in 't begin als de handen der huisvrouw nog niet gebonden zijn door dat kleine goed, dat wel heel aardig, doch tevens verbazend veeleischend is.
De Van Vlotentjes echter moesten het genot missen van bij hare getrouwde zuster te kunnen gaan logeeren en Nelly zelve vond dit ook wel een groote drawback, doch dat woog niet op tegen 't heerlijke vooruitzicht van altijd met Theo alleen te zijn en Mevrouw te wezen. Dat woord toch bezit een toovermacht en trekt alle jonge meisjes aan. Zoodra de jonge administrateur de groote vraag had gedaan, die door Nelly blozende was beantwoord, had ze een groot vel papier genomen en dat gevuld met: Mevrouw V. d. Elst. 't Stond zoo aardig, vond ze.

 

[8:]

 

En toen had ze een visitekaartje genomen en het ‘Nelly van Vloten’ doorgeschrapt, om er Mevrouw V. d. Elst - Van Vloten voor in de plaats te schrijven. Dat vond ze nog aardiger, maar 't aardigste van alles zou zijn, als er kaarten zouden worden rondgezonden met:

Ondertrouwd:
THEODOOR v.d. ELST
Administrateur te Banjak Ajer
en
ELEONORE MARIE VAN VLOTEN.
Java } 188-
den Haag } 188-

Wie onzer kent die onschuldige vreugde niet aan een engagement verbonden? De naam, dien we eerst dood gewoon of leelijk vonden, klinkt ons op eens als muziek in de ooren en wij verlangen er slechts naar om er den onze voor te verwisselen. Helaas! hoeveel jonge vrouwtjes beklagen zich bitter over den ruil en hoe menige mevrouw zou alles in de wereld geven, om maar weer juffrouw te worden!
In Nelly's blondgelokt hoofdje kwamen echter zulke gedachten niet op; toen zij den knappen Indischgast bij zijne zuster had ontmoet op een muzieksoireetje, ter zijner eere gegeven, had hij

 

[9:]

 

dadelijk een diepen indruk op haar gemaakt. En toen zij hem een paar dagen later in de Hoogstraat tegenkwam en hij haar hoffelijk groette, had ze zóó sterk gebloosd, dat Christien, 't zusje, dat op haar volgde, had gezegd: ‘Gunst, Nel, heb-je 't zoo warm? je ziet zoo rood alsof je flensjes hebt gebakken.’
Niet lang daarna gaf de zuster van V. d. Elst weer een soireetje en toen ontdekte ze op eens, dat Nelly van Vloten dezelfde Quatre-mains speelde als zij. Hoe aardig zou het zijn, als ze samen eens wat studeerden, als Nelly b.v. twee ochtenden in de week bij haar zou willen komen.
Nelly vond het al even aardig, doch men weet, hoe dat gaat; 't getrouwde vrouwtje werd dikwijls voor huishoudelijke zaken weggeroepen. En wat was natuurlijker dan dat de verlofganger, die toch niets te doen had en dikwijls bij zijne zuster inliep, de jeugdige bezoekster dan gezelschap hield?
En zoo kwam het, dat die twee de goedhartige gastvrouw bijna als eene fâcheuse troisième leerden beschouwen en het niets naar vonden, als een der kinderen eens te onhandelbaar voor de kinderjuffrouw bleek te zijn en de moederlijke tusschenkomst vereischt werd, of als de waschvrouw of eene dergelijke dignitaris eens wat lang van stof was.

 

[10:]

 

Zoo ging de winter voorbij en toen de natuur begon te ontwaken, was er in Nelly's hartje ook een jeugdig plantje ontloken, nog zoo teer en zwak echter, dat het voorzichtig gekweekt moest worden. En wie zou dat beter kunnen dan de Indischgast met verlof, die niets beters te doen had dan de ontwikkeling van dat plantje gade te slaan en dit een prettige taak vond? Toen hij den ouden heer Van Vloten op een zekeren middag eens om eene plechtige audientie vroeg en hem bekend maakte met zijne huwelijksplannen en vooruitzichten, had deze dan ook slechts één bezwaar, nl. den afstand.
Doch dat moest maar overwonnen worden en men troostte elkander met 't vooruitzicht op vele en lange brieven en zoo kwam dan het engagement tot stand. Nelly deed als alle Haagsche meisjes: ze wandelde onvermoeid in de Tent en op 't Kurhaus met haren aanstaande, ging ijs met hem eten bij Monchen en Berenbak of als ze eens wat ernstig gestemd was, zocht ze de belommerde laantjes van de Scheveningsche boschjes op en daar droomde ze den zoeten droom der jonge liefde.
't Was een heerlijke tijd, doch het jaar van Theodoor's verlof spoedde ten einde en hij wilde

 

[11:]

 

haar nog zoo gaarne iets van 't oude Europa laten zien, vóór ze het verlieten; hij zelf had ook een vurig verlangen om de besneeuwde Alpen te betreden, vóór Java's blauwe bergen zijn gezichtskring zouden belemmeren.
In Januari moest hij weer op zijn post zijn; als zij dus in de laatste dagen van October wilden trouwen, dan had 't jonge paar nog de geheele maand November voor zijn honeymoon en zou December overblijven voor de zeereis, wel een prozaïsch besluit van de wittebroodsweken, doch men moest dankbaar zijn dat men er dat nog van had.
Intusschen was de voorstelling in den schouwburg afgeloopen en een half uur later zat men om een welvoorzienen disch te soupeeren. De spijzen, reeds voortreffelijk toebereid door een Haagschen Vatel, werden nog gekruid door geestige toasten en vroolijke gesprekken. En zoo liep de avond tot ieders genoegen af.
Sedert dien ving het feestvieren aan; iedereen wilde het jonge paar eene beleefdheid aandoen en er werden dineetjes of soireetjes gegeven, al naar gelang het met de beurs van den gastheer overeenkwam.
Het geheele huis der Van Vlotens kwam op stelten,

 

[12:]

 

want, zoo bruidsdagen al eene eigenaardige drukte en verwarring geven, hoeveel grooter worden die niet, als er de toebereidselen voor een Indische reis bijkomen.
Het was dan ook met een zucht van verlichting dat de laatste koffers, waarin de cadeaux waren gepakt, dicht werden gemaakt en verzonden met het zeilschip, dat tevens de talrijke meubelen zou overbrengen, welke V. d. Elst gekocht had, om de administrateurswoning te verfraaien en gezellig te maken.
De jongelui waren een week tevoren naar de Riviera vertrokken en, ofschoon hun vertrek een groote leegte had achtergelaten, toch bekenden de verschillende leden der familie Van Vloten, dat het een heele rust was, en ze blij waren, dat het lang gevreesde afscheid genomen was.
Nelly had zich goed gehouden, dat moest men bekennen, en was een allerliefst, vroolijk bruidje geweest, dat er behoefte aan scheen te gevoelen aan ieder nog een lief woordje te zeggen en een zonnige herinnering aan haar persoontje achter te laten. Doch Mama had het wel eens te kwaad gekregen en dan kwam er op Nelly's stralend gezichtje ook soms een wolkje en bekende ze zacht aan Theo, dat ze wel erg, erg veel van hem hield en zich

 

[13:]

 

aan zijne zijde een gelukkige toekomst droomde, maar dat 't tevens hard was, om iedereen te moeten verlaten en dat hij wel dubbel van haar mocht houden.
En als hij haar dat met een kus beloofd had, dan helderden haar trekken weer op, dan leefde ze weer geheel voor en met hem.
Aldus was ze met een licht gemoed den trein ingestapt, die haar aan 't einde van haar huwelijksdag van Den Haag wegvoerde naar zonniger gewesten, waar een nieuw leven voor haar zou beginnen.
In de wereld der fictie zou de roman uit zijn geweest, in de comedie zou het scherm evallen zijn, want ze hadden elkaar immers nu, de held en heldin van dit bescheiden drama, doch in het werkelijke leven begint het eerst nu. Daar is nog een vierde deel van den roman, nog een zesde acte van het tooneelspel, en die zouden door Theodoor en Nelly in de tropen worden afgespeeld. Glück auf! voor 't jonge paar.


inhoud | volgende pagina