doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

M.C. Frank: Leonore's huwelijk. Nederlandsch-Indisch verhaal
Leiden: D. Noothoven van Goor, 1879


"Niets zal ons meer scheiden!" had Gérard gezegd in die eerste ure des wederziens, toen Leonore's, door weenen en aandoening afgebroken woorden, 't verhaal voltooiden, dat hij uit George's mond had vernomen. En Leonore had blijde en toch smartelijk geglimlacht bij die verzekering. Niet scheiden! O, dat zij 't gelooven mocht nu, dat zij 't ook maar mocht hopen! Doch dat kon zij niet; zij durfde 't Gérard niet zeggen, dat zij gevoelde, dat zij wist, hoe kort hun hereeniging zou zijn, hoe spoedig Gods wil de scheiding zou volbrengen die door booze menschentongen was begonnen.
Hij zag wel, hoe zeer hare krachten waren

[186:]

gesloopt, hoe zij dag aan dag verminderde, hoe elke opflikkering van leven een grootere afmatting ten gevolge had; hoe de hoopvolle blos, de heldere oogen telkens werden opgevolgd door 't doodelijke wit der wangen, hoe de oogen reeds omsluierd schenen door de nevelen des doods: En toch bleef hij hopen, hopen als een vertwijfelende, die zich vastgrijpt aan een stroohalm, als een ter dood veroordeelde, die, het hoofd op 't blok, nog uitziet naar begenadiging.
Doch dag op dag kwam die wankelende hoop verminderen. Dag op dag werd Leonore stiller, bleeker en zwakker. Uren lang lag zij sprakeloos, met gesloten oog en, die zij slechts nu en dan opsloeg om hem liefdevol aan te zien, of om - als een blinde, zoo weifelend en onzeker, - naar zijne hand te tasten, die zij dan met beide de hare omklemde.
"Laat Mama komen, spoedig komen!" vroeg ze op een morgen toen hij haar, zooals in de laatste dagen telkens gebeurd was, naar 't balkon droeg, waar zij op haar rustbank, lange, stille uren doorbracht, half sluimerend en uit die droomige stilte slechts ontwakend wanneer Gérard voor een oogenblik bare zijde verliet.
En de moeder kwam. Met een oogopslag

[187:]

had zij den toestand harer dochter begrepen. Gérards bleek, radeloos gezicht zeide haar, dat er geen hoop meer was. Doctor Günther, die verscheidene keeren daags kwam, doch altijd slechts weinige oogenblikken bleef, zag er grimmig en verstoord uit, sprak weinig en klaagde dán altijd over zwakke oogen, enz, die hem noodzaakten telkens den doek te gebruiken.
't Was op een avond tegen tien uur, na een dag die voor de zieke menige angstige benauwdheid had aangebracht, dat Leonore verzocht om nog eens op 't balkon gebracht te worden.
"De nachtlucht zal mij geen kwaad meer doen," zeide zij. "en er komt een stoomboot aan, Gérard, juist als op dien avond toen gij tot mij terugkeerdet. Ik wil dat nog eens zien…"
Hij voldeed aan haar verzoek: ach, hij wist, hij ook, dat de nachtlucht of welke lucht ook, er nu niets meer aan af of toe konden doen, dat hij elk uur er éen gewonnen moest rekenen op den vijand, die hem die kostbare uren betwistte.
Mevrouw Marston, die veel leed bij 't gezicht van dit in vollen bloei geknakte leven, was met Günther een wandeling gaan doen

[188:]

langs den rivier-oever, Gérard en Leonore waren alleen.
"Gérard," fluisterde zij, "laat ons nu God danken voor Zijne goedheid..."
"God danken? Waarvoor! Dat Hij mij 't geluk terug gaf, enkel om 't mij weer te ontnemen?…"
"Dat Hij onze oogen bij tijds opende, en ons nog die laatste vreedzame, gelukkige dagen schonk," fluisterde zij weer en strekte de armen naar hem uit.
Hij knielde neer naast de rustbank en sloot de tengere gestalte der jonge vrouw in zijne armen. Zij lei de hare om zijn hals, boog het bleeke gelaat op zijn hoofd neer en sprak zacht en langsaam:
"Ik ben nu zoo gelukkig! Gérard, alleen onze Lili ontbreekt mij: Doch die zie ik spoedig weer; Gérard, als ik dood ben…"
"Spreek zoo niet, Leonore, zóo niet!. Ik kan u nu niet laten gaan! Ik kán niet, het hart breekt mij; neen, wij zijn hereenigd, voor altijd…
"Stil; wij scheiden, maar voor een korten tijd, en niet, niet door menschenhanden, en menschenwetten; slechts de dood, - weet ge nog dat we 't elkander bezwoeren - slechts de dood kan ons scheiden…"

[189:]

"Stil, spreek er niet van, stil, mijne Leonore; zoudt ge mij teruggegeven zijn, alleen om mij zóo weer te verlaten? Neen, niets kan ons scheiden," snikt hij.
"Niets, zelfs de dood niet," mompelt zij.
En de lindeboomen suizelen en fluisteren, en de rivier die daarheen stroomt, ruischt statig en vreedzaam, als wilde ook zij van de vrede en de rust spreken, die over de twee daar op 't balkon neerdaalden Toen George Günther en mevrouw Marston terugkeerden, vonden zij de echtgenooten op 't balkon; de maan scheen helder en verlichtte die vreedzame groep. Gérard hield, de armen om Leonore geslagen; zij, 't gebogen hoofd op zijn schouder rustend.
"Zij slapen, geloof ik;" fluisterde de moeder.
"Ja, God zegen hen, zij slapen, voor eeuwig," antwoordt George, eerbiedig 't hoofd ontblootend voor dat tooneel. "In 't leven gescheiden, heeft de dood hen vereenigd."


inhoud | vorige pagina