doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Aleid (ps. Beata van Helsdingen-Schoevers): 'Krasjes en Praatjes'.
In: Bataviaasch Nieuwsblad, 14 februari 1914


La marche vers la crinoline
Op de nooit volprezen lessen van Jacques Dalcroze hadden we een realisatie, die hij "la marche vers l' idéal" noemde. Dat was een geliefkoosd nummer, waarin ieder den eigen persoonlijkheid geven kon. De plastiek van het altijd-verder-willen, het hoopvol hooger-reiken steeds, paste ons, mét idealen bezielde jonge menschen, en ook - heel eigen was ons de morne terugslag, nadat we getracht hadden in schallende jubel het hoogste te bereiken, als de muziek de inzinking verklankte.
Er waren er onder ons, die snel en blakend van heilig vuur, te spoedig het hooge doel wilden vangen. Er waren er, die te langzaam met te weinig kracht en macht streefden, en altijd het culminatiepunt ongebruikt lieten voorbijgaan. En er waren er ook, die koel-verstandig, niet overhaast maar zéker hun doel bereikten.
Deze beheerschte intelligentie is het, die het meeste bereikt in de wereld. Zij weet, wat zij wil, en stuurt er bedachtzaam op af.
Onze universeele vorstin is zulk een weloverwegende natuur ik bedoel Madame Mode. Ge kunt nooit meer zeggen, dat zij grillig is, en om een nietsje haar eens genomen richting in den steek laat.
Want hoe overdacht, hoe sluw bijna, heeft zij de opmarsch naar haar ideaal gemaakt, la marche vers la crinoline! Hoe geweldig naïef zijn wij er allen ingevlogen! zoodat ten slotte zij de cenige is geweest, die al sinds lang de richting heeft geweten, waarin zij ons voeren wilde, terwijl wij ons zorgeloos bij den neus lieten hiden.
En nu — staan we er ontsteld midden in. Midden in een hoepelrok, voor we 't zelf recht begrepen hebben. En 't gekste is nog: we vinden hem niet eens zoo heel leelijk... wie had dat gedacht? Hebben we niet voor twaalf, neen voor tien, voor negen maanden rondgeloopen in den uitersten vorm van aangegoten rokken?
Waren we niet vorigen winter, in het voorjaar nog, gemouleerd in onze heerlijke soupele kleederen?
Toen kwam de zomermodes, die zoo'n aardige nouveauté brachten in den vorm van schootjes aan onze blouses. O, heel nauwsluitend om de heupen, geen verbreeding van de silhouet hoegenaamd was er het gevolg van. Allerliefst.
En we bleven ons gelukkig voelen in onze heerlijke enge kleeding, ook toen de schoot groeide, lager en lager zonk, ons als een tuniek tot op de knieën kwam altijd mee-mouleerend. En het allerpikantste zoo vol in den zomer was dat aardige bontrandje, dat er onder langs de tuniek kwam groeien! Het gaf een machtig aardig relief. En wij feliciteerden onszelf, met de allermodeste richting, die mevrouw Mode houden bleef. Toen kwamen er geestige plooitjes in ons gewaad. Nu ja, natuurlijk heel platte plissé's, die weinig omvang meer gaven aan de schootjes van slappe dunne tulle, en in het geheel geen dikte maakten. Die ingestreken plooien deden 't ook zoo leuk, ze bleven zoo zedigjes in de plooi, alsof ze nimmer van uit den band springen hadden gehoord, terwijl ze, wie weet wat voor aardige geheimpjes in haar ingevouwen kuischheid verborgen. Alleen aan de onderzijde golfden ze wel eens uit. Maar dat was dan ook, omdat ze daar meegesleept werden door de verleidelijke smeeïgheid van het contrandje, of door de jolige ongebondenheid van een opgezette ruche. Want pelsrandjes en ruches zijn echt bohêmes, die laten zich niet in vouwen strijken en plooien. Die doen precies, wat zij aardig vinden, en wat hun invalt en die sleepen dan — ach, die ongebonden naturen! - de zedige juffertjes mee. En er zijn altijd booze tongen, die fluisteren, dat deze zelf het ook niet zoo heel onaangenaam vonden dat de vouw er niet stevig genoeg was ingestreken. Gaat het niet dikwijls zoo? Met onze plissé's ook was het niet dat wat die ingeperste deugdzaamheid betreft. We hebben gelachen, - want zoo wreed van natuur is nu eenmaal de mensen, — toen we zagen hoe na een laatst vertoon van pruderie en vasthoudendheid ze haar ingetogenheid grif lieten varen en in een dollen rondedans meegolfden en sprongen niet de verleiders.
't Was een lust! En die slimme randjes, als échte verzoekers, gingen na iedere overwinning een klein stapje verder, - ongemerkt — zoo loopen de argeloozn in den val. Nu ook. Ze begonnen steviger overredingsargumenten te gebruiken. Om de zedigheid nog meer uit de piooi, nog losbandiger te maken. En het lukte maar al te wel.
Een dun heel buigzaam, braaf zich vlijend laitonnetje was het begin. Wat stond het aardig? Weet ge nog? Zulk een elegante golflijn hadden we op andere wijze nóóit in onze schootjes en tunieken gekregen. Het was een allergrappigste nouveauté.
Sommige van die schootjes deden denken aan lampekapjes, zoo stevig groeide het steundraadje, maar toch, aan de silhouet bedierf het niet veel, want zij waren immers van zulk doorzichtige stof, dat deaangegoten rok in al zijn charme te zien was. Alleen leek hij in een stolpje te staan.
Toen het najaar kwam, en de guurheid, werden de stoffen zwaarder en ondoorzichtig natuurlijk. Maar de verlengstukken aan de tailles bleven: daar konden we geen afstand van doen. Que voulez-vous? Zoo iets aardigs!
De mantels? Ja, de mantels moesten dan maar ruimte maken. En dat deden ze oek bereidwillig. Ze zetten zich uit over het lampekapje en vormden zoo —als van zelf — het amphora-model. Maar daaronder kwam de rok—en die was toch nog heel nauw en sluik. Allercharmantste combinatie! juichten wij; die wijde omhang, die zoo weinig te zien, maar zooveel te raden geeft — wat is er animeerender en prikkelender bezigheid dan raden ? — en daaronder als om te bewijzen, dat men toch wel juist geraden heeft, het slanklijnige voetstuk!
Om nu de mantel evenwel niet mismoedig te laten invallen, waar hij uit behoorde te staan, werd het lampekapje van nog een of meer ijzerdraadjes méér voorzien. Heel eenvoudig. En die vormden met de dikke ondoorzichtige stof een kokertje om onze heupen, waaraan dan, als de tuniek langer was, een stofruimte fladderde kniewaarts.
Toen kwam een naaistertje, dat de heupomvang van een cliënte wou meten en de centimeter onder het kokertje snoerde, op een nieuwe gedachte. Voila, een koordje om de heupen — wat zegt ge ervan? 't Kon best met den mantel. Maar het bekoorlijke lampekapje wilden sommigen toch weer niet prijs geven, hoe aardig ze de nieuwigheid ook vonden.
En dus kwam er een nieuw lampekapje beneden de insnoering. En toen waren er weer, die, nadat ze zich daaraan moe gekeken hadden, ook die onderrand inhaalden en sluiten deden om de beenen even boven de knie. Natuurlijk alles zeer smaakvol — en daarom was er gradatie in de twee ballonnetjes. De onderste grooter en wijder dan de bovenste. Ja zeker.
Het maakte een ongedacht nieuw effect en de créatrice was tevreden.
Daar gaan we nu heen. Parijs adopteert de ballonnetjes met verrasten glimlach. En het is tot de meesten onzer zelfs nog lang niet doorgedrongen, dat we er midden in staan, midden in de... crinoline. Zijn we er niet heerlijk ingeloopen? Hebben we niet à toutes jambes meegerend met mevrouw Mode se marche vers la crinoline?
Ik ben benieuwd wat onze volgende geste zal zijn: op onze neus kijken, aanvaarden, bonne mine a mauvais jeu, of verontwaardigde afwijzing ? Tout de même —we zijn allerkluchtigst naïef geweest.

Van het corset
Weet ge hoe het corset ontstond?
Daar was in den jare twaalf honderd en nog wat een Engelsche smid, die hoogloopende ruzie met zijn teedere gade had. De man was een wreedaard, want hij wist van zijn overmacht niet beter gebruik te maken, dan door zijn vrouw het ademhalen te belemmeren. Hij smeedde in duivelsche valschheid een soort van pantser van ijzeren banden, en daar snoerde hij zijn vrouwtje in. Hij had 't allernaarst bedoeld, de Engelsche smid, maar 't liep volmaakt anders, dan hij zich voorgesteld had. Want zijn vrouw wist behendig haar ademhaling te veranderen en te doen plaats hebben slechts met het bovendeel van de longen, bleef dus leven, en wat meer was voor haar vriendinnen — ze had een smetteloos stijf figuur. De vriendinnen waren kwaad op haar respectievelijke echtvrienden, en beschuldigden hen van minder huwelijksliefde dan de smid te koesteren jegens hun vrouwen. Want de smid immers, die had zijn vrouw wel zoo'n keurig figuurtje bezorgd. En de smid wist wel, waar hij zijn vrouw plezier mee kon doen. En de smid was altijd zoo vol attenties voor zijn vrouw, heel anders dan sommige kerels...
En zoo ging het door. Totdat de geduldige echtgenooten er dan toch eindelijk genoeg van kregen. En tot ze zeiden: "Loop naar den... smid met je gezeur".
Nu dat was juist, waar de slimme wijfjes op hadden gewacht, want toen snelden ze de een voor de ander na naar den smid en lieten zich ook door zoo'n pantser de adem lit het lijf drukken.
De smid kreeg een schitterende klandizie, en werd specialiteit in ijzeren vrouwenharnassen. Dat waren de eerste corsetten, die een ongehoorde opgang maakten, en hij was de eerste corsetier.
En ik kan tot mijn voldoening erbij vertellen, dat het met zijn vrouw ook weer pais en vree werd. Zoo blijde waren ze, ieder in hun richting, met de uitvinding van het pantser.
Zes en omstreeks een halve eeuw later heeft het corset in Amerika een glorievolle periode beleefd. Daar heeft het gegolden voor eeken van de vrijheid. Alzoo, hadde men nieuwe munten moeten slaan, men hadde in tien tijd het corset in stede van den vrijheidshoed gebeeld.
Het was aan de slavinnen verboden corsetten te dragen. Weet ge, dat voorrecht hadden slechts de vrije meesteressen. En toen nu de slavernij werd afgeschaft, toen de proclamatie was afgekondigd, waar denkt ge dat al die zwarte juffers naar toe hollen? Naar de corsettenmagazijnen. Er had een formeele run plaats, de verkoopers hadden geen handen genoeg, zoo'n haast hadden de dames om zich te moderniseeren.
Het was een gouden tijd voor de corsetiers. In drie dagen had men in Brazilië alleen een half millioen corsetten verkocht. Daar waren vijf honderd duizend negerinnetjes mee opgeknapt!


inhoud | vorige pagina | volgende pagina