Aleid (ps. Beata van Helsdingen-Schoevers): 'Krasjes en Praatjes'. In: Bataviaasch Nieuwsblad, 14 november 1914
Over Vrouwen, Oorlog en Kleeding Wij hier op een afstand, wij doen niet veel, kunnen niets doen. Ja we kunnen geld sturen, geld en kleeren voor de noodlijdenden, maar meer niet. En ik geloof, dat actieve persoonlijkheden onder ons zich werkelijk onwillekeurig schuldig zullen voelen, dat we hier zoo materialistisch gemakkelijk en lui lekker toe zitten te kijken. Door de geheele Hollandsche vrouwenwereld is er een schok gegaan, en een benijdenswaardige activiteit leggen zij daarginds in ons gezegend vaderland aan het licht. In alle vrouwenbladen oproepen en nuttige wenken, cijfers, die aantoonen, met welk een ijver en een goeden wil de vrouw heeft gemobiliseerd. En toen er geroepen werd: "vrijwilligsters voor!", toen traden zij bij duizenden uit de gelederen. Neen, aan ijver en goeden wil heeft het niet ontbroken. Boontjes afhalen en kousen breien deden de dames van het vrouwenkiesrecht komiek, die samengang van kousenbreien en stemrecht! en 'n streep door het protest der anti's; prijzenswaardig togen "dames" aan huiswerkzaamheid, er werd gekookt en gestoft ach ja, zelfs wies de ijver de verkeerde richting uit! de vrouwenbladen moesten waarschuwen tegen het op zulk een wijze werkeloos maken van minder gegoeden: wanneer men zelf twee paar kousen breit, roept er één, is dit veel minder helpend, dan dat ge met uw geld de wol bij de een koopt en de ander door het breien laat verdienen... Zoo doet men wel met verstand. En men kan zichzelve productief maken op het gebied, waarop men het meest en best presteeren kan. In een zeker opzicht is de oorlog wel weer goed ook voor ons landje. We zullen onze eigen producten moeten gaan consumeeren. En daardoor waarschijnlijk meer gaan waardeeren. Want waar tot nu de heerenkleeding en de heerenstoffen uit Engeland kwam, de damesmodes uit Parijs, de confectie en de lingerietjes uit Duitschland daar zitten we nu op ons zelf aangewezen! Nu hebben we gelukkig onze Twentsche fabrieken wel, onze tailleurs en naaisters en enfin dan doen we het maar eens een keer zonder "haut gout", 't zal interressant wezen om te constateeren, hoe onze nationale kleeding, geïnspireerd op Hollandsche smaak en fantasie, er uit zal zien, en welk effect ze maakt! De 5 V's is al druk in de weer met werken verpleegstersjurken, mogelijk wel practisch, maar niet fraai, zeker in gevolg op een goedig-humoristisch artikeltje van dokter Johan Slürcke in de Telegraaf, waarin deze medicus ds ondervindingen beschrijft met de o, zoo goed willende aspirant ziekenhelpstertjes, die zich overal bij dozijnen aanmeldden. De jonge dames leeren verbinden, zwachtels en Esmarch-doeken, watten en steriel gaas asepse en Utermöhlen's noodverbanden, spalken slagaderwonden... enfin de gewone "eerste hulp" diensten. Eindelijk kwam de beurt aan het opbeuren der patienten. Ja, men denke er zoomin niet over! Een zwaargewonde wordt niet zoo maar aan hoofd en beenen opgepakt en naar de ambulance gesjouwd! Enfin, de jonge dames zouden met haar drieën een (pseudo) gewonde opbeuren 't was haar voorgedaan, dus 't zou wel gaan. Hoort nu, hoe goedmoedig dr. Starcke zich over haar wederwaardigheden staat te amuseeren: "De drie meisjes moesten zich elk op een knie verlaten. En zie... de meisjes wankelden en draaiden, maar konden met haar knie den grond niet bereiken. Er ging een luid gelach op en een verward geschreeuw van: dat gaat niet met den nauwen rok". Ten slotte, na eenige wanhopige pogingen, was het drietal er in geslaagd te knielen. Nu moesten zij voorover bukken om het slachtoffer op te tillen. Wederom noodkreten van twee der aspirant-Roode-Kruishelpsters, die bij het bukken in ernstig conflict kwamen met haar corset en door de baleinen in allerlei hoogere deelen van haar lichaam werden geprikt. En toen ze eindelijk de gewonde hadden opgelicht en er mee zouden opstaan, scheelde het weinig, of ze waren met z'n vieren omgerold. Want opnieuw konden de knieën zich in de weerbarstige rokjes niet buigen of strekken." En dr. Starcke vindt tot slot, dat de helpende jonkvrouwen wel zouden doen met eerst de Eerste Hulp te verleenen aan haar eigen hulpeloosheid... Brave dokter heeft gelijk. Maar alleen... o, godin der gratie, wie bezorgt ons gemakkelijke en toch sierlijke kleeding? Daar zit de Gordiaansche knoop! de meesten onzer zijn niet zoo gemakzuchtig, dat zij onelegante lompe verschijning over hebben voor dat gemak... om nu maar nog niet eens te spreken van de noodzakelijkheid dikwijls van het corset als steun. Voor de verpleging hadden zich er zoovele opgegeven overigens, dat men ten slotte de inschrijving sluiten moest. Het is ook niet alles, goedwilsche maar onhandige jonge dames een, twee, drie een motie van ziekenbehandeling bij te brengen. Een erg nuttig werkje is ook het "sokken stoppen". Neen, dat is geen humoristisch naampje voor 'n spelletje. Zware ernst! Men begrijpt, dat mobiele soldaten sokken stuk loopen. En hoe prijzenswaardig bedreven zij anders ook in die kunst zijn, dat zij nu, met het wel en wee des vaderlands rustende in hun handen, niet zelve de gaten stoppen kunnen. Zoo stapelden zich berg na berg stukkende grijs wollen sokken bij de intendance, totdat een benauwde noodkreet uit die richting verkondde, dat deze het stikken niet verre meer was. Toen schoten alweer de vrouwtjes toe... (hoe onmisbaar zijn we!) en ieder nam een zak met soldatensokken benevens de stopwol mee en nu gaat het weer. Zelfs bij zoo iets echt-mannelijks als mobilisatie en oorlog kunnen de vrouwen niet gemist. Kunnen zij dat wel ergens, bij wat dan ook? Zij hebben getracht de oorlog te voorkomen hebben niet 26 vrouwenvereenigingen van alle nationaliteiten, vertegenwoordigende 12 millioen vrouwen, adressen gericht aan minister Grey en aan onze koningin om interventie? maar nu de ramp eenmaal over ons is gekomen, nu stopt mevrouw Alette Jacobs in een snipperuur zelfs een soldatensok, en nu sturen de Pankhursts eten voor de Belgische ongelukkigen!
Liefdadigheidssoirées. Nu we hier in Indië ook zoo geweldig in het teeken staan van allerlei "kunstuitingen ten bate van de door rampen getroffenën, nu was 't het: wel vermakelijk 'er iets over te lezen in een Duitsch kunstblad. "Waarom toch, in 's Hemels naam, die liefdadigheidskunst?", jammert het. "ledereen is 't over het minderwaardige eens, en velen zouden zelfs het bedrag er voor over hebben, als zij er maar niet heen hoefden, maar men is welwillend!, dat behoort men te wezen. Critiek is ongepast!" En 't gevolg? natuurlijk "kunst", die minder dan middelmatig is, dikwijls heelemaal geen kunst, maar het zuiverste dilettantisme in de slechte beteekenis. En een verveeld publiek, dat er verder de brui aan geeft van die weldadigheid, waarvoor het soi-disant "kunst-overkooksels te genieten" krijgt. Ach ja. Men merkt het aan zich zelf al gauw in deze tijden nu men aan alle kant besoiréed en beliefdadigd wordt. De tijd van de rederijkerkamers en van het liefhebberijtooneel is voor Indië toch eigenlijk ook al voorbij! Men is van hier zoo spoedig en zoo vaak in Europa, waar men kunst genieten kan, echte, levenswarme kunst, dat de roep van groenheid en zichzelf-overleefd-hebben niet meer op elken Indischgast" van toepassing is. Oudere broeders in de kunst doen er nog verhalen van. Maar wij, jongeren, wij hebben de menschen, die in Indië zijn geweest, toch eigenlijk al wel anders leeren kennen. Het woord oudgast" kennen we zelfs niet meer, (wat beteekent 't eigenlijk ) en het "oudgast" = "outcast" is ook al een woordspeling van de oudere garde. Dus, dat wil zeggen, onderscheidsoordeel ook op kunstgebied hebben ook in Indië héél velen. Er. die zullen zulke liefdadigheidskunst graag ruilen tegen beter! Men zou echte artisten kunnen nemen en de entrees hooger stellen. Bijvoorbeeld. Daarmede zou een andere ramp meteen ondervangen worden. Schier in elk zoo'n plattelandsdorp, waar ze nu de kunst aanroepen uit naam van Charitas, is het éérste succes: heftige oneenigheid in de gelederen. Het wordt een veldslag in allerlei vormen, met spitse tongen als wapens en hoe die kwetsen kunnen! twee legerkampen, uitvallen over en weer, of- en defensieve actie, plaatselijke victories en tegenslagen. Daarna? Ruïnes van vriendschapsbetrekkingen, afgebrande "reputaties", vergiftigde gemoederen, "voor een maand naar boven wegens overspanning van zenuwen", overplaatsingen... Voor wie is eigenlijk zoo'n soiree weldadig??
Pruisische Maatregelen. Toen Berlijn inkwartiering zou krijgen, bezon de maszregelende Berlijnsche politiepresident zich zijn eigen jonge jaren, en vaderlijke bezorgdheid voor de jongens, die in het zondige Babel des modernen tijds zouden worden geslingerd, beving hem. De onnoozele jongens, onschuldig en braaf, aan welke verleidingen zouden ze bloot staan in de stad van het nachtleven? En zouden zij weerstand kunnen bieden? En alweer gedachtig aan zijn eigen jeugd vond de politie-man, dat men hen liever niet beproeven moest, want het vleesch... ahem! Enfin. Hij verbood de soldaatjes dus de Animierkneipe, de nachtcafés, etc. zoudt ge denken ? Neen. Dan ware het niet Pruisisch geweest. Hij gelastte ontslag van alle kelnerinnen, bar-meisjes, en arresteering van elke vrouw, die opzichtig gekleed was, of zich zoo gedroeg (zoo ziet ge, dat de Berlijnsche politieagenten de allerhoogste wijsheid hebben ingehuurd. Zélfs op modegebied experts.) Dat hij duizenden vrouwen broodeloos maakte, en vele anderen van dit gebod aan allerlei willekeur overleverde nu ja, in Pruisen gebeurde het, en wat is daar een vrouw? Hoe of de vaderlijke zorg gewerkt heeft, blijkt nog niet. Een moederlijke zorg had misschien voorzien, dat die duizenden minderwaardige broodelooze vrouwen, losloopend, een grooter gevaar opleveren dan ooit... Maar vrouwelijke zorg kan men nu eenmaal buiten de kinderkamer missen.
inhoud | vorige pagina