doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Melati van Java: Hermelijn
Schiedam: H.A.M. Roelants, 1908 (eerste dr. 1885)


XVI.

Den volgenden dag vertrok Thoren van Hagen naar de hoofdplaats en van daar naar Samarang; hij bleef acht dagen weg en kwam terug eenige uren nadat een groote vrachtwagen, door karbouwen bespannen, hoog met meubels opgeladen voor het kleine huis bij het Ngaroemeer kwam stilhouden.
Natuurlijk was de geheele kolonie de Géran vervuld van de bijzonderheid, dat een Hollander, zoo pas uit Europa aangekomen, zich op hun grondgebied kwam vestigen en zich inrichtte of hij er voor goed wilde blijven.
"Maar, beste Thoren," vroeg de oude heer de Géran, "Ben je voornemens hier je leven te eindigen?"
"Te eindigen mijnheer, dat staat niet in mijn macht want ik ben tegen zelfmoord."
Hermelijn alleen kon vermoeden, welke treurige beteekenis die woorden in zijn mond hadden.

[127:]

"Maar of ik het hier zal doorbrengen is nog de groote vraag. Misschien blijf ik hier jaren, misschien een maand."
De jonge Gérans en Portias koesterden de grootste belangstelling in Thoren's doen en laten, hij had hun harten geheel gewonnen.
"Die meubels zijn heel solide," verzekerde Guillaume, die van alles verstand scheen te hebben.
"Maar niet mooi. 't Is ongelukkig hoe weinig men in Indië nog aan vormen doet," zeide Portias, die om de ingepakte piano drentelde als een mug om de kaars.
"Ik heb genomen, wat er was," sprak Thoren van Hagen, "ik wil niet zeggen dat ze mij erg aanstaan, maar voor de binnengalerij heb ik de modellen geteekend, dan kunnen ze die in djatihout uitvoeren, dat eikenhout het meest nabij komt. Jonge juffertjes meubelen moet ik hier niet hebben."
"Ik ben benieuwd hoe je piano is, Thoren!"
"Niet kwaad, Portias, een mollige toon, ik had liever een vleugel gehad, maar die was er niet."
"Je hadt op een vendutie moeten wachten."
"Die misschien juist plaats heeft als ik er weer aan denk op te breken."
"Nu, dat doe je zoo gauw niet, 't zal je hier stellig veel te goed bevallen."
"'t Is me wat lekkers," bromde Akkeveen, die ook een kijkje kwam nemen, ofschoon hij al een paar maal had gevraagd of die vreemde snoeshaan iets achter zijn voorhoofd mankeerde. Een verstandig mensch ging zich niet begraven in zoo'n wilde boel als die ellendige negorij.
"Wacht tot het regenmousson is, vriend! Dat alle goten stroomen, dat je dak lekt, de meubels bederven, dat het meer niets is dan borrelend water dagen lang, dat je niet rijden, niet loopen, niet wandelen kunt."
"Meen je dat ik mij binnenshuis niet zal kunnen amuseeren?"
"Maar je kon voor hetzelfde geld je in Amsterdam, Brussel of Parijs installeeren, een leven leiden als een prins, eten in de eerste restaurants, uitgaan met wie je wilt, jij, die zakken vol geld en geen blokken aan je beenen hebt. Een ander moest in je plaats zijn

[128:]

"Elk zijn smaak, Akkeveen, een volgend jaar eens weer wat anders."
"Nu, niemand maakt me wijs dat hij er geen bedoelingen mee heeft", bromde Akkeveen, "hij zal toch geen idées hebben op de groote Cor?"
Thoren van Hagen was zelf druk in de weer met de kisten openslaan, de meubels ontpakken, de schilderijen ophangen en hij had er bijzonder slag van ook de jonge Gérans aan het werk te zetten, daar hij de voorzichtigheid van den mandoer [Opzichter.], die van Samarang meegekomen was, slecht vertrouwde. Allen stonden verbaasd over de wijze, waarmede hij zich met het maleisch wist te redden, na zulk een kort verblijf in Indië.
Hij was in een lichtblauwe kiel gekleed, en als hij naar buiten ging met zijn grooten stroohoed op, zag hij er meer uit als een amerikaansche planter dan als een zoo pas uit Europa aangekomen oud-officier.
Alle Gérans kwamen hem achtereenvolgens bezoeken, zelfs August. Zij moesten altijd een paar maal in de week op het groote huis verslag geven van hun werk en reden dan van hun respectieve woningen naar beneden en nu was er een reden te meer om een extra-verschijning te maken en den nieuwen gast in zijn doen en laten te bespieden.
"Wel mijnheer August," sprak Thoren, hoe bevalt u de inboedel?"
"Jammer, de witte mieren zullen opeten."
"Witte mieren, zijn die dan hier."
"Overal witte mieren, vooral onder tapijten."
"Nu, we zullen er wel raad op weten. De buitengalerij ga ik zelf behangen."
"Tjitjak [Hagedissen.] maken toch de behangsel kapot."
"Maar ik kan toch die ellendige mieren niet zien. Als ik ze eens beschilderde, Portias."
"Dan zal ik u helpen," riep Philip, die een kist met glaswerk uitpakte, "ik heb heel veel verf."
"De vocht bederft toch de verf."
"Kom, mijnheer August, wees niet zoo zwaartillend."

[129:]

"Dat is hij altijd," zeide Portias, "hij ziet niets dan de schaduwzijde van de dingen."
"Vindt u dat geen mooi gezicht op het meer?"
"Kan wel, maar ongezond, alle menschen gaan dood hier."
"Hebben hier al zooveel gewoond?"
"Je bent de derde, Thoren; toevallig zijn er twee gestorven, maar die kwamen er ziek aan."
"En over Bremmer's dood hangt een sluier."
"Ik woon vroeger ook hier maar Poppie wil niet langer."
"Omdat het ongezond was?"
"Neen, zij ziet gendroewo [Spoken.], en toen ze moet bevallen, bang, dat die steelt het kind."
"Nou, daar was niet veel aan verloren, één van de tien," merkte Akkeveen boosaardig aan.
"Wij verliezen toch niet graag één!" zei August in overtuiging, die aan het banale woord zekere kracht gaf.
"En vooral niet per gendroewo, dat spreekt."
"Nu, als die gendroewo voor niets anders te vreezen is, dan kan ze hier gerust komen."
"U moet niet zoo praten, als zij hoort of de kalang!"
"Wie is dat ?"
"De roode hond, een allerdwaast bijgeloof."
"Niet dwaas; als u ziet die roode hond, u wordt ongelukkig."
"Kom mijnheer August, je bent toch wijzer."
"Ik zeg maar, wat de menschen vertellen."
"Als iemand den rooden hond ziet, wordt hij ongelukkig in zijn liefde," vertelde Guillaume, "maar de Gérans zijn allen zoo gelukkig in hun keuzen, daar zij die zelf niet doen, dat de roode hond hun nooit verschijnt."
"Conrad ziet hem, toen hij nog jong is!"
"Conrad? Nu, dan is die roode hond het grootste leugenbeest dat rondloopt, want hij heeft de mooiste vrouw gekregen, die op God's aardbodem leeft."
"Apa boleh boeat! Mooi, is niet alles."
"Neen, Poppie kan nog meer dan mooi zijn."
"Poppie is een goede vrouw, maar je weet August:

[130:]

Darie mana datang linta?
Dllrie kali toeron di sawah,
Darie mana dateng tjinta?
Darie mata toeron di atti."

Van waar komt de bloedzuiger?
Hij daalt van het water in het rijstveld,
Van waar komt de liefde?
Van de oogen daalt zij in het hart.":]

"En zoo zal het met Conrad gaan, al heeft hij ook honderdmaal den rooden hond gezien."
"Ik zal het er maar op wagen; woont de kalang hier in de buurt?"
"Hij woont overal en nergens, hij sluipt door de bosschen en schuilt in de alang-alang, hij verschrikt de tijgers en doet de vogels wegvliegen."
"En hoe ziet hij er zoo wat uit?"
"Donkerrood met oogen van vuur."
"Nu, dan zal ik hem wel kennen als ik 't dier tegenkom!"
"Wees maar blij als je dat monster ziet en hoop dan dat die voorspelling uitkomt, want liefde brengt niets dan last en dwang."
"Hoe kan je dat weten, Ak?" vroeg Portias leuk.
"Die legende van den rooden hond is niet onaardig, ik heb beproefd er een kleine opera van te maken. De Indische opera, ziedaar een veld, dat nog geheel braak ligt."
"En dat jij wilt ontginnen?"
"Trachten tenminste. Mijn vermogens zijn zwak, ik weet het, maar mijn wil is goed en als de bezieling maar eens komt!"
"O zie, wat een beeldige bloemenvaas!" riep Philip bewonderend, een Boheemsch kristallen horen opheffend.
"Goed voor dames," zei August.
"Wel, wie weet voor welke schoone dame Thoren het ding bestemt!" riep Guillaume.
"'t Is het eenige zoowat artistieke ding, dat ik in de toko's kon vinden; de gravures zijn afgezaagde platen of opera-decoraties, die aan den Bijbel ontleend heeten of muziek of schilder- of dichtergroepen even geaffec

[131:]

teerd van opzet als ordinair van opvatting. Nergens iets nieuws of oorspronkelijks."
"Ik ga naar huis, het zal regenen. Bonjour gezelschap! 't Is een genot eens ergens te kunnen komen, waar wij zeker zijn Corona niet aan te treffen."
"Wat niet is kan komen!" mompelde Guillaume, maar Thoren van Hagen, die anders een bewonderenswaardig gehoor had, scheen het niet te hooren.
"Denk je dat het regenen gaat, Gus?"
"Neen, mooi weer!"
"Altijd in de contramine; wil je hem iets laten goedkeuren, Thoren, begin er dan kwaad van te spreken."
"Wat is uw Jansje een mooi kind, meneer August."
"Ja, maar leelijke ooren."
"Ik geloof dat uw vrouw een flinke huishoudster is."
"Jawel, maar zij kan geen kokkie houden."
"Zij kookt zelf zeker uitstekend."
"Maar Hollandsch eten kan zij niet klaarmaken."
"U woont daar akelig in dat uithoekje."
"Maar 't huis heel prettig en groot."
"Uw kinderen leeren zeker goed bij juffrouw Iteko."
"Ik geloof wel, maar zij kijkt niet naar de karakters."
"Heb je van mijn leven, wie er al niet naar karakters kijkt. Wat voor soort karakter heb jij, August!"
"Raakt je niet, beter dan van jou, Akkeveen."
"Dat geloof ik ook," zeide Portias binnensmond's en hardop:
"Ga je naar huis, Gus?"
"Neen, ik ga naar Djantong, en vraag zuster Hermine of ze bij ons komt."
"Conrad is de eenige, die mij met geen bezoek vereert. . . van het mannelijke personeel althans ," zei Thoren.
Weinige oogenblikken later kwam de reeds door Thoren gehuurde jongen binnen, met eenige ketoepats en satehs [Rijstkoeken en aan stokjes geregen gebraden vleesch.] in pisang bladeren gewikkeld.
"Mijn diner, heeren! excuseert!" zeide de huisheer lachend, en zette alles op een kist, die hij voorloopig als tafel gebruikte, "de naaste warong [Gaarkeuken.] is mijn Krasnapolsky."

[132:]

"Ik begrijp niet, dat u niet bij ons aan huis komt eten. Heeft Cor u niet geinviteerd?" vroeg Guillaume.
"Je vader deed het, maar ik prefereer mijn eigen keuken in al deze drukte, dat wint het heen en weer loopen uit."
"Nu, 't wordt tijd naar huis te gaan, 't is bij twaalven. Onze Cor kan niet tegen wachten."
"Waartegen kan zij dan wel?"
"Vindt u uw oudste zuster geen prachtige vrouw?" vroeg Thoren van Hagen, zijn ketoepat opensnijdend, aan August.
"Ja wel, maar haar humeur is niet prettig."
"Jij slaat den spijker op den kop, brave August! Nu, het beste succès met je huishoudelijke zorgen, Thoren!"
Weinige minuten later waren zij allen heengegaan, en zette Thoren van Hagen zijn arbeid alleen voort.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina