doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Nji-Sri: Een nonna
Feuilleton in het Bataviaasch Dagblad, juli-september 1902 aangevuld met romanuitgave bij Becht, 1902


[roman] [03-09-1902:]

[207:]

"Karta!" klinkt ongeduldig zijn barsche stem.
De jongen snelt de trap af, om de teugels te grijpen.
"Nonnie!" roept hij, de gallerij doorstappende.
"Ka toekang, nja-ma!" licht de toekan sepen den meester in.
Hij wordt rood van drift, de ader op zijn voorhoofd zwelt. Eene heftige terechtwijzing zweeft hem op de lippen, doch met een kort-afgestooten zicht houdt hij zich in.
Njai? welke titel komt 't arme schepsel anders toe?
Nonnie is zijne njai!
Tjarda gaat rechtstreeks naar de badkamer. Alles ligt hier gereed. Op een tafeltje in den hoek brandt

[208:]

licht, op de plank boven den kapstok liggen schoone kleeren, een handdoek; op den rand van den gemetselden bak staat een tjoetjitangan met rampé, welriekende zeep, eene doorgesneden djeroek nipis, alles proper en net, met liefderijke zorg klaargezet.
"KAssian!" prevelt hij en sluit dedeur achter zich.
Als hij later terugkeert in de helverlichte voorgallerij, in een gemakkelijken stoel neervalt, het hoofd in den hand geleund, in zorgvol gepeins, komt sluipend een stap van achteren - Nonnie een glas stroop voorzichtig op een blaadje dragende.
Hij neemt het met teederen glimlach in ontvangst.
"Hoe is 't erm mee, kind? Niets nieuws?"
"Ma is hier geweest!"
"Zoo? En?"
"Je kunt wel begrijpen..."
"Erg boos zeker!"
"Boos volstrekt niet, maar erg bedroefd. Ma zegt, dat men zich maar in 't noodlot moet schikken!"
Tjarda drinkt zwijgend zijn glas leeg en geeft het Nonnie terug.
"Arm kind!" zegt hij en trekt haar op zijn knie.
"Wat heb je alles voor mij opgeofferd!"
De tranen springen haar in de oogen.
"'t Is niets!" snikt ze. "Ik zou wel voor je willen sterven, als je maar gelukkig was! Doch als je eens berouw krijgt, als je mij niet meer liefhebt...
"Gekheid, lieveling! Ik ben wat stil van aard. En

[209:]

je ziet, ik stil in 't werk! Daarbij komt, alles is ineens zoo schielijk veranderd, ik zou immrs gauw gaan trouwen.. Ik moet nog wennen aan zoo'n overgang. Doch 't is beter zoo, als z'n levenlang met eene vrouw verbonden, die je niet liefheeft, zoo'n berekend, koud wezen... Neen, neen, ik weet, dat jij 't beste, onbaatzuchtigste vrouwtje bent! Alles heb je voor mij verlaten! Doch luister, kindje...!" hij trekt haar hoofd dicht tot zich neer. "Zóó gaat 't niet langer! Morgen zullen wij onze papieren in orde brengen. We gaan trouwen, hoe eerder, hoe liever."
Met een vreugdegil is ze opgesprongen. Ze ligt aan z'n voeten, het hoofd schreiende tegen z'n knie geleund.
"Dank, dank!" snikt ze. "Nooit zal je berouw er over hebben! Ik zal je dienen, als een meid. Alles, alles zal ik voor je doen! Niets zal mij te zwaar zijn!"
Dronken van zaligheid en smartelijk bewogen ligt ze voor hem op de knieëen, haar haar is losgeraakt en valt in dikke golven over haar verhit gezicht, haar oogen stralen van geluk, nog nat van tranen.
"Hoe zal ik je danken, mijn geliefde!"
Hij trekt haar teeder omhoog.
"Ik zal trachten, goed voor je te zijn! Zoodra wij getrouwd zijn, vraag ik mijne overplaatsing aan, we trekken ver weg, waar ons niemand kent! Niemand zal je er dan meer op aankijken! Doch haal mij nu eens een schoon glas en schenk er brandy-soda in, maar

[201:]

maak 't wat sterk, ik moet eens op andere gedachten komen."
Na afloop van 't avondmaal neemt Tjarda plaats voor zijn schrijftafel.
"Wil je al naar bed?" vraagt hij, als ze hem goeden nacht komt zeggen.
"Ja, ik ben zoo môe, ik heb al die nachten geen oog dicht gedaan. Nu zal ik eens heerlijk gaan slapen. Mijn hart is nu gerust. Ik ben zoo gelukkig, nu! Wat ben je goed! Och, hoe dank ik je! En wat zal Ma blij zijn! Ja, nu zal ik 't je maar zeggen. Ma zat toch erg te tobben over mij, over die schande! Morgenochtend heel vroeg rijd ik even naar Pendjalò. Ik mag den bendy toch wel hebben? Ik zal Ma de blijde boodschap brengen en spreek dan metéén over de papieren."
Met een medelijdend lachje knikt hij haar toe en kijkt haar achterna, totdat ze achter het groene schutsel verdwenen is. Dan werpt hij zich weer ijverig op zijn dienstzaken. Stapels brieven wachten op afdoening. De pen vliegt over 't papier, hij zit over zijn werk gebogen, de uren vliegen om.
Even vòòr middernacht staat hij op, rekt de verstijfde leden uit en stoot den aan de voordeur slapende bediende wakker.
"Karta!" beveelt hij met gesmoorde stem. "Sluit de deuren. Blusch de lampen uit!"
Langzaam, op de teenen, treedt hij de slaapkamer binnen. Het nachtlichtje brandt kwijnend op een zijtafeltje.

[211:]

Het zwakke schijnsel verlicht Nonnie's lief gezicht, de lange wimpers zijn gesloten, een lachje omspeelt de halfgeopende lippen. Even blijft hij staan en slaat haar gade, dan sluipt hij zachtjes naar de aangrenzende kleedkamer en begint zich te ontkleeden.
Plotseling schrikt hij op. "Wat is dat? Wielengerol?" Met een dof gesnerp buigt een voertuig het erf in, 't houdt vòòr stil.
Vlug trekt hij zijn jas weer aan en snelt naar buiten. Op den drempel staat Karta.
"Lòh! Kandjeng! Aja sèma!"
"Saha?" vraagt hij ontstemd.
"Doeka, neen! Kandjeng toewan Residèn menawi!"
't Is zoo, boven aan de trap, door de rijtuiglantaars zwak verlicht, ziet hij baron Utenhove's lange gestalte staan.
"Steek de lampen weer aan!" commandeert de contrôleur.
Met eene koele buiging presenteert hij een stoel. Hij is gereed den strijd te aanvaarden.
Doch de andere steekt hem joviaal de hand toe.
"Hoe staat 't met 't leven? Lang niet gezien! Neen, geen licht. Alsjeblief, geen licht! Ik kom incognito!" fluistert hij dicht aan zijn oor. "Een kiesche zaak! Florence namelijk..."

[212:]

Hij zoekt naar een donker hoekje.
"Zoo? Een opdracht van Florence?"
"God beware, die weet er niets van. Zij mag 't ook nooit te weten komen."

[nu verder met: nazien onderstaande

03-09-1902
De resident keert zich om en loopt een paar passen terug.
"Maihan lantèra! gebiedt hij op halfluiden toon.
"Dagoan baik die dieu!" zoo wendt hij zich tot den zich ter zijde buigenden koetsier.
"Zoo, laten we hier gaan zitten," gaat hij voort, ndaar dicht bij den muur! Zoo, schuif je stoel nog iets nader.... Ja, wat ik zeggen wou... Verleden Maandag, laat zien, neen het was Dinsdag, kwam ik van mijn tournee terug en vond Florence thuis. Ik begreep er niets van, ik had haar immers onbepaald verlof gegeven om op Gedong Gedeh te blijven. Jullie ziet elkander zoo weinig, denk ik, Florence zag er slecht uit den laatsten tijd, het kon geen kwaad als ze eens een tijdje van al die soesah af was. Daar komt wat kijken in zoo'n huishouding. Enfin ik begreep dadelijk dat er een kink in de kabel was. En jawel, na tafel kwam het hooge woord er uit —het engagement was af! Verschil van opinie, andere levensopvatting sedert je bij de Heyse's aan huis was geweest — en zoo voorts, en zoo voorts! Ik stond versteld, het engagement af! En jullie die het altijd in alle opzichten zoo eens waren met elkander, een paar, voor elkander geknipt! Er moest méér gebeurd zijn tusschen jullie, dat stond als een paal boven water! Florence was dadelijk den ochtend na die verjaarspartij vertrokken. Heb jij nu op dat bal die kleine Heyse een beetje het hof gemaakt? Mijn dochter is niet jaloersch, dat weet je, daar staat ze ver boven verheven, doch het gebabbel van de lui vindt ze iets vreeselijks, op dat punt is ze bepaald overdreven gevoelig. Misschien ben je dien avond wat geamineerd geweest, althans naar Florence's strenge opvatting... een ietsje te vrij. God, ik kan er best in komen! Als men zoo weken lang ergens heeft gelogeerd. Maar die zaak moet weder in orde komen. Het zou al te gek zijn! Als jij nu maar verstandig bent en den eersten stap doet. Laat dat andere maar aan mij over. Ik zal jullie wel een handje helpen! Laat er nu geen gras over groeien, kerel! Niemand weet er nog iets van. Florence schijnt een beetje down dezer dagen, ze geeft ten minste iedereen belet, die komt. En ik heb er natuurlijk ook nog niemand over gesproken, dat begrijp je. Let nu eens goed op, wat ik zeg! Eerstdaags zal ik je oproepen voor dienstzaken. Bestel nu al vast postpaarden en kom dadelijk naar Daja Kollot als je de soerat krijgt. Je kunt bij mij logeeren. Ik weet zeker dat Florence je geen refus zal geven. Als je het maar een beetje handig aanpakt! Je kent haar, je weet niet haar om te gaan. Stel dat ze niet eens van je hield, (en dat doet ze, dat is buiten kijf!) dan zou ze je toch weder in genade aannemen, al was het ook alleen om het gebabbel van de wereld te ontgaan, want niets dat ze meer schuwt! En zoo kraait er geen haan naar dat jullie engagement een blauwe Maandag af is geweest,"
"U schijnt lang niet van alles op de hoogte, resident!" brengt Tjarda in het midden.
"Nou, óf ik het ben!" vaart hij driftig uit. "Je hebt me daar een gcmeenen poets gebakken! Ik was een paar dagen geleden bij mevrouw Heyse op Pendjalô. Dat is is me een perkara! Als Florence dat wist...
"Ronduit gezegd, resident, ik begrijp niet hoe u dan..
"Ja, jij hadt er een publiek schandaal van gemaakt. Jij hadt jezelf en ons gecompromitteerd! Je verdiende eigenlijk dat ik je heel anders tracteerde!"
"lk ben ieder oogenblik bereid u satisfactie te geven!" zegt Tjarda uit de hoogte.
"Houd je gemak, jongmensch! Ja, het past je nog om zoo'n toon aan te slaan! Ik denk in de eerste plaats aan mijn dochter! En dan aan mijn carrière! En bij slot van rekening heb je mij nog een dienst bewezen. Dat nonna'tje werd daar op Pendjalô colossaal over het paard getild. Nu zal ze wat makker geworden zijn. Het was op de keper beschouwd toch een onbekookt plan van me om met zoo'n meisje te trouwen. Zonder het te willen heb je mij een les gegeven."
"U vergist u, resident! Ik acht mij verplicht juffrouw Heyse in haar eer te herstellen!"
"Wat? Haar te trouwen! Je bent krankzinnig, kerel! En Florence dan? Denk je dan in het geheel niet aan Florence? Je zou haar een slag in het gezicht geven als je die andere tot vrouw nam. Wees nu verstandig. Ik ben zooveel ouder en wijzer dan jij. Laat mij de zaak maar beredderen. Volg nu eerst mijn raad op en kom naar Daja Kollot, dan zal ik je wel uit den brand helpen. Ik ga de volgende maand al naar Padang. Ik zal het wel zien klaar te spelen dat Nonnie stiekem met me medegaat. Als ze ziet dat alle kansen verkeken zijn om te trouwen, is ze blij dat ze zoo'n uitweg vindt. Je verdient het eigenlijk niet dat ik alles zoo zie te schipperen. Maar wat doet men niet voor zijn kinderen. Ja, Florence zal het goed hebben, het is alles wat ik heb op de wereld. Ik zal je wel vooruit helpen als jullie eenmaal getrouwd bent. Als ik eens raad van Indië ben... Hier in dezen uithoek heb je den langsten tijd gezeten Doch zie ik daarginds iets bewegen? Kijk, iets zwarts, daar, bij de pilaar ...Zeg is hier soms iemand in de kamer, er brandt licht.... Verdomd, je hadt me wel kunnen waarschuwen! Als die kleine heks er achter kwam welk krijgsplan we daar even hebben ontworpen... Nu, ik ga er gauw van door! Dus dat blijft afgesproken, hè. Bonsoir! Tot over een paar dagen!"
Tjarda staat voor hem, wijdbeens, de handen in zijn broekzakken.
"We hebben niets afgesproken, resident! Ik ben nog niet zoo'n ploert als u denkt! Permitteer dat ik u morgen schriftelijk van mijn plannen op de hoogte breng!"
"Wat? Je wou mij trotseeren? Pas op! Ik waarschuw je! Je kent me nog niet!"
Met een gesmoorden vloek loopt hij naar voren en schreeuwt den slapenden koetsier wakker.
"Hajoe? Molor deui, si lain tè! Madjoe! Seeineu lantèra! Gowat!" En zonder te wachten loopt hij naar buiten en springt in den wagen. Een oogenblik later klapt de zweep, men hoort wielengerol en alles is stil.

(Wordt vervolgd)


vorige pagina | inhoud | vorige pagina