doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Nji-Sri: Een nonna
Feuilleton in het Bataviaasch Dagblad, juli-september 1902 aangevuld met romanuitgave bij Becht, 1902


[08-08-1902:]

Mevrouw Heyse was opgestaan en verzocht de toeschouwers zich aan tafel te begeven. Allen namen plaats zooals de dochter des huizes ze hen aanwees. Egocentrisch had Nonnie er zich tegen verzet om de diensten der meer geciviliseerde vreemde boedjangs van den resident en zijn dochter aan te nemen. Neen, men moest voor lief nemen met hetgeen het huis bood. Zoo stonden een paar handige dessameiden met korten kain en bont gekleurd kort badjoe achter de tafel, om de uitstekend toebereide doch op end'op indische gerechten te presenteeren. Mevrouw Heyse keek apathisch op haar bord; ze had zich gelaten in de eigenzinnige bereddering harer dochter geschikt. Naast haar, juist in het midden zat de resident, doch aan zijn rechter had Nonnie zelf zich een plaats gereserveerd. Tegenover had zij het geëngageerde paar genoodigd, zoodat slechts de smalle zijde der tafel hen scheidde. Rechts en links van het langwerpig vierkant schaarden zich de anderen. Mevrouw Verheul keek een weinig effen en nam plaats naast Smit, den rijken koffieplanter van Genoeng Halimoen aan de eene zijde en van Poeteren, een gepasporteerd onderofficier, nu bezitter eener kleine vanille-aanplanting in de buurt aan de andere. Dee zelfbewuste dame scheen het niet meer dan billijk te vinden dat de eereplaats naast den resident haar toekwam.
"Waarom is Piet niet meegekomen, Jet?" riep ze mevrouw Smit toe. Deze wierp Nonnie een veelbeteekenenden blik toe:
"Er moest toch iemand op het land blijven! Wie moet dan op het werk volk passen, tante?" lachte het meisje.
"Meneer Smit is immers ook hier?"
De kofiieplanter die druk met zijn overbuur, den boekhouder van Gedong-Gedeh had zitten praten, keek verschrikt op toen hij zijn naam hoorde noemen.
"Stond er ook in het briefje dat ik niet mee mocht komen?" vroeg hij bedremmeld zachtjes, Nonnie aanziende. "Je schreef immers alleen dat Piet beter deed thuis te blijven. Is het niet zoo?" Nonnie kreeg een kleur en duisterde den resident haastig iets in het oor.
"Massa, die Smit!" bromde zijn vrouw verlegen. "Hij bingoeng, ja?" Utenhove's blikken gleden wezenloos van den een naar den andere. Werktuigelijk bediende hij zich van rijst, hij schepte zijn boni vol, altijd voller, een heele berg lag reeds opgestapeld. De omzittenden sloegen hem glimlachende gade. Toen stiet Nonnie. hem aan.
»U hebt goede plannen, resident!"
"O jé!" Hij lachte verlegen. "Geef mij maar de helft mee!" zei ze beschermend en liet zonder veel omhaal een deel op haar eigen bord glijden. Florence keek verbaasd op. Zoo'n familiariteit! Wat ordinaire manieren!
De schotels met de sterkgekruide spijs werden rondgcdiend, allen smulden. Voor de roode wijn bedankten de meestem. Het was stil aan tafel, de stemming een weinig gedrukt. Van tijd tot tijd gaven de boekhouder en de oud-militair een grap ten beste, doch de voorname gasten waren zoo ernstig en gereserveerd, dat de ware vroolijkheid niet opkwam.
"Waar heb je die tempe vandaan, Mimi?" vroeg Verheul, terwijl hij met kennersoog zoo'n bruingebakkcn vierkantje omhoog hield en het behaaglijk opknabbelde. »Zelf gemaakt, natuurlijk, oom!" riep Nonne.
"De katjang kedelé groeit bij ons in den tuin." Na de rijst werd inlandsch gebak opgediend. Geen pudding, geen vla, geen geïmporteerde vruchten op brandewijn, alles moest typisch indisch zijn, had Nonnie gezegd. De resident was opvallend stil aan tafel, de spijzen raakte hij haast nietaan. Snel achter elkander dronk hij zijn glas leeg en hield het den toesnellende meid toe, die het vlug weder vulde. Ten slotte werden de vruchten gepresenteerd, overhoopte schalen kostelijke djeroek, maiigistan en doekoe. De oogen der bruine gasten schitterden. Nonnie leunde achterover en hakte onafgebroken met haar mesje in de harde mangisschil op haar bord. Even gleed haar blik tersluiks langs de verloofden, tegenover haar, die- halfluid met elkander fluisterden. Een triomfeerendc straal schoot uit haar oogen. Nog eens liet de resident zijn glas vol schenken; schraapte zijn keel en stond langzaam van zijn stoel op. Schel en duidelijk klonk het getik tegen het glas.
Algemeene stilte.
"Het is mij een genoegen, waarde tafelgenooten!" zoo begon hij, "dezen dronk te wijden aan haar die ons hier heeft genoodigd. De aanleiding tot dit huiselijk feest was het herstel van een ernstige ziekte die de gastvrouw weken lang aan het bed gekluisterd hield. Ik beschouw het als een voorrecht mij onder de gelukwenschenden te scharen! Korten tijd geleden was mevrouw Heyse nog een vreemde voor mij. Ze is het thans niet meer. U weet misschien hoe belangeloos en liefderijk zij mijn toekomstigen schoonzoon, jkr. Tjarda van Ekringa in haar huis heeft opgenomen en verpleegd toen deze gevaarlijk gewond hier werd binnengebracht."
(Wordt vervolgd.)


vorige pagina | inhoud | vorige pagina