doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Marguerite: 'Door duisternis tot licht. Indische novelle'.
In: Bataviaasch Nieuwschblad, vrijdag 10 december 1897


[7:]

II.

Dus blijft zij liever tehuis, waar zij zich wel is waar dikwijls eenzaam gevoelt, maar toch ook niet zooveel hoort, dat haar geloof in 't goede en edele in den mensch schokken kan!
Al de kleine alledaagsche dingen, waarbij zij moeite heeft haar geest te bepalen, zij volbrengt ze, omdat 't moet, omdat hij 't gaarne ziet en naar haar beste weten!
Maar de dag is zoo eindeloos lang!
Haar huishoudentje is keurig aan kant, een paar uurtjes heeft zij heerlijk versnoept met bestuur en 't instudeeren van nieuwe zang-of pianostukken, maart verlangen naar haar man, naareen gezellig samenzijn, doet den tijd voor haar omkruipen!
Zij zou zoo graag aan haar bestaan, dat zoo leeg is en zoo arm aan feiten, die haar kunnen opwekken uit naar doffe lusteloosheid, meer leven bijzetten, door hem te vragen in hun beider zorgen te mogen deelen.
Maar hoe groot is de teleurstelling, als zij zich telkens teruggestooten gevoelt door de woorden „dat alle zorgen en moeilijkheden door hem gedragen zouden worden en zij reeds veel verlichtte, als zij hem bij zijn tehuiskomst steeds vroolijk en opgeruimd tegemoet kwam!
Weg waren dan alle ïllusiën!
Hoe geheel anders had zij zich 't huwelijk voorgesteld! Dat 't niet altijd zonneschijn kon wezen, dat zeide haar 't gezond verstand.
Het was onmogelijk, dat twee wezens, hoe lief zij elkander ook hadden, altijd 't zelfde zouden denken en willen.
Een van beiden zou in dat geval zijn overtuiging prijs moeten geven, om den ander niet te grieven of op zijn minst genomen, onpleizierig te stemmen.
Dat zou zwakheid verraden, die op den duur in slavernij ontaarden moest!
En 't huwelijk stelde zij zich voor als iets, waarin noch tyrannie noch slaafschheid heerschen kon.
Maar dat er strijd zou zijn, wist zij immers!
Welnu, wat deerde dat? Met vreugd en opgeheven hoofd zou zij aan alles weerstand bieden, als zij maar altijd naast hem gaan mocht om zijn leed te lenigen en hem te helpen over teleurstellingen heen te komen.
Zij had zich dien strijd voorgesteld als iets hoogs, iets verhevends en wat bood de werkelijkheid haar?
Strijd, ja,-maar och zoo'n kleinzieligen, zoo'n alledaagschen; dat doofde haar moed, haar veerkracht geheel!
Altijd en eeuwig om geld te moeten denken, haar gedachten voornamelijk te bepalen, hoe zij toch wel t zuinigst rond zou kunnen komen, angstvallig na te gaan of zij toch niets vergeten heeft, dat haar man onaangenaam zou kunnen stemmen; in eén woord, tal van die kleine onaangename dingen, die in *t leven dagelijks terugkeeren en een groot deel van ons denken en doen in beslag nemen, ze stelden haar bitter te leur! En dan verwachtte hij nog, dat zij vroolijk en opgeruimd zijn zou!
O, waarom wilde die man toch niet begrijpen, dat er niets vernederender is voor een vrouw; die denkt en voelt, dan door den echtgenoot, voor wien zij haar onbezorgde jongemeisjesjaren prijs heeft gegeven, in de hoop op een nuttiger bestaan, beschouwd te worden als een geliefd speelpopje maar toch... als een speelpop!
Waarom kon hj niet begrijpen, dat zijn genegenheid, zijn kussen, zijn bewondering, hoe oprecht en vereerend ook, haar niet genoeg waren wijl haar bestaan leeg bleef.
Hoofd en hart verlangden naar iets degelijks, dat aan haar leven waarde en beteekenis zou geven.
Waarom mocht zij niet deelen in hun beider zorgen, niet beproeven hem op te beuren door hem te bewegen zijn gemoed voor haar uit te storten! waarom mocht zij niet met hart en ziel in zijn werk leeren opgaan?
Zij was niet albedillig, zij wilde niet van alles op de hoogte blijven uil nieuwsgierigheid of heerschzucht!
Zij kon zich voorstellen, dat de man, die zulke hoedanigheden bij zijn overigens zeer goede vrouw had aangetroffen, huiverig was haar deelgenoote te maken van al zijn zorgen en zaken, in 't eene geval, wijl hij niet zeker zijn zou omtrent de geheimhouding, en 't andere, wijl een begrijpelijke angst hem overviel, dat zij alsdan zoo licht zijn meerdere werd en hij naar haar inzichten zou noeten handelen.
Doch dáár, waar de man zien en gevoelen kan, dat zijn vrouw hem tegemoet komt uit een waarlijk edel beginsel, verraadt het al zeer weinig tact haar terug te stooten.
Voorzeker is 't in de eerste plaats een vereischte, dat de vrouw voor haar kinderen, een nette geregelde huishouding en de keurige bereiding der spijzen zorg draagt, doch dat zijn zaken, die de ondervinding langzamerhand leert.
Maar stel, dat zij eens niets anders kan dan dat, en zij door geringe geestvermogens en een beperkten gezichtskring, die aangeboren of door gebrekkige opvoeding niet tot ontwikkeling gekomen zijn, hem niet volgen kan in geestelijk leven, zou de man zich dan wèl gelukkig gevoelen?
In 't gunstigste geval zal hij haar uitstekende eigenschappen waardeeren, maar zullen er niet vaak oogenblikken komen, dat hij 't oprecht betreuren zal, dat zij hem in voorkomende moeilijkheden niet steunen kan, wijl haar blik zoo bekrompen is en zoo eng?
Immers de vergodende alles vergoelijkende liefde houdt op, naarmate de kinderen en daardoor veelal de zorgen grooter worden.
Zij komt ten minste niet zoo opbruisend meer te voorschijn, ja vaak moeten treurigheden ons tot de ontdekking brengen, dat zij niet geheel gestorven is.
Waarom kan voor die liefde dan geen kalme, maar hechte genegenheid in de plaats komen, een in elkander opgaan, een naar waardeschatting van elkanders toewijding en opofferingen?
Waarom verkoelen de harten toch zoo, waarom kunnen zij niet nauwer aaneengesloten blijven, naarmate men langer vereenigd is?
Het moet kunnen, doch alleen in 't geval, wanneer de vrouw in waarheid en trouwe met haar echtvriend lief en leed mag deelen, en haar werken en streven door hem gewaardeerd worden!
Een ieder, die niet onhartelijk of onverschillig is, weet, hoe heerlijk 't is, als men iets gedaan heeft, om een vriend of een geliefd persoon genoegen te doen, die daad opgemerkt wordt en die persoon er ons voor loont door een liefdevollen blik of een warmen handdruk.
Geen woord is gesproken, geen vleierij of hoffelijkheid geuit en toch heeft die stomme dank ons hart verwarmd en ons gelukkig gemaakt! (Wordt vervolgd).


vorige pagina | inhoud | volgende pagina