doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Marguerite: 'Door duisternis tot licht. Indische novelle'.
In: Bataviaasch Nieuwschblad, vrijdag 10 december 1897


[12:]

III.

Alfred Verster, die employé op een handelskantoor was, had na zijn eindexamen met goed gevolg afgelegd te hebben, genoemde inrichting verlaten en was door recommandatie bij een van zijn vaders vrienden geplaatst.
Paul van Doorn daarentegen was naar Batavia gegaan om daar voor zijn groot ambtenaarsexamen te studeeren.
Zoo worden de vrienden gescheiden, doch 2 jaren later werd Paul, die met glans geslaagd was naar Soerabaia geplaatst en toegevoegd aan den assistent-resident van politie.
Op 't tijdstip, dat ik met hen kennis maakte, waren zij alweer eenige jaren te samen geweest en had naar scheen nog niets hun vriendschap kunnen verstoren.
Nog nooit te voren had ik eén mijner kennissen met belangstelling aangehoord en ze met zoo'n critischen blik opgenomen, als ik met deze jongelieden deed.
Voelde ik, dat zij in de naaste toekomsteen groote rol in mijn leven zouden vervullen? dat zij ééns zoo'n groote plaats in mijn hart zouden innemen.
Ik weet 't niet maar zeker is 't, dat ik alles in hen met meerdan gewone belangstelling gadesloeg en de verkregen indrukken in hart en geheugen bewaarde.
Zoo was ik tot de overtuiging gekomen, dat Alfred bepaald een knappe jonge man was, met een flink, open gelaat, dat vroolijk de wereld inkeek, maar toch onmiskenbare sporen van energie droeg. Wat kon hij vloeiend spreken, altijd over een nieuw onderwerp en toch in degelijke taal; hoe los was hij in al zijn bewegingen, hoe fier droeg hij 't hoofd, maar zonder die ergerlijke pedanterie, die men zoo vaak bij jongelieden ontmoet!
Hoe sleepte hij me mee, als hij sprak en zijn oogen tintelden van geest en vernuft, maar ook hoe stelde hij me teleur, hoe viel hij me tegen, als hij ze zwijgend door de zaal liet gaan en 't bezield gelaat plotseling zoo'n koude onverschillige uitdrukking aannam. Dikwijls ook sprak hij over zijn hoop door vlijt en ijver spoedig promotie te maken, om daardoor zooveel te kunnen besparen, dat hij eenmaal met 't erfdeel, dat hem wachtte, compagnon zou kunnen worden.
Ik vond dat streven wel zeer goed, maar toch hinderde 't mij meermalen, dat hij er zoo in op kon gaan, zonder dat ik er mij rekenschap van kon geven, waarom mij dat hinderde!
Het spreekt van zelf, dat wij eén en ander niet de eerste of tweede keer, dat hij bij ons was, uit zijn mond vernamen, maar 't was langzamerhand een vaste gewoonte geworden, dat de vrienden dagelijks bij ons aan huis kwamen.
Paul Van Doorn vormde zoo wel in manieren, opvattingen en karakter, als in zijn uiterlijk een scherpe tegenstelling met Alfred.
Pauls lange gestalte kwam door zijn ietwat verlegen houding in 't geheel niet tot zijn recht.
Doch welk een zachte ernst lag er verspreid op dat droefgeestig sympathiek gelaat, omlijst door donkere weerbarstige fokken, die zoo dikwerf op zijn voorhoofd vielen en dan met een ongeduldige beweging teruggeworpen werden!
Wel sprak hij weinig, maar hoe goed en vloeiend kon hij spreken, als 't onderwerp hem interesseerde, en 't woord bepaald tot hem gericht was, dan sleepte hij zijn hoorders mee en door zijn geestdriftvolle voordracht en door de uitdrukking, die zijn donkere ziellooze oogen aan het toch reeds zoo sympathieke gelaat gaven.
Hij speelde uitstekend viool en als hij zich een enkele maal liet overhalen mij te accompagneeren, genoot ik bepaald, daar zijn spel zeer zuiver en gevoelvol was!
Hij was idealist even als ik, en ofschoon dat iets was wat ons te samen had moeten brengen, had het juist de tegenovergestelde uitwerking op mij, te meer dan als hij naast Fred stond.
De illusien, die Paul had, kwamen zeer veel met dè mijnen overeen, maar de flinkheid, die ik in mijn ideaal getocht had, miste ik in hem, en vond die terug bij Alfred.
Omdat deze die flinkheid bezat, en zoo aangenaam in den omgang was, dichtte ik hem al de eigenschappen toe, die ik zoo gaarne in mijn echtgenoot zou zien en ofschoon geen van beiden nog een verklaring gedaan had, hoopte ik toch, dat Fred het zijn zou, die mij tot de zijne zou begeeren.
Aan alles komt een eind, zoo ook aan de heerlijke dagen te Soerabaia, die plotseling een verbazende aantrekkingskracht voor mij haf gekregen.
Papa kwam ons halen, daar hij zonder ons 't te eenzaam vond op het land. Mijn vader had de jongelui gevraagd eens een kijkje op onze onderneming te komen nemen, als zij ten minste verlof konden bekomen.
Ik zag aan mama's gelaat, dat zij niet met dat voorstel instemde.
Hadden haar scherpe oogen gezien, wat ik mijzelve ternauwernood bekennen durfde en toch zoo innig hoopte?
Ik weet het niet; maar zij zag ook in, dat er aan de zaak niets te veranderen viel; de vraag was gedaan en de jongelui hadden 't voorstel dankbaar aangenomen.
Daags nadat hun verlof afgekomen was, ondernamen wij gezamenlijk de reis naar Malang.
De bijna 5 uren, die wij in den trein zaten, voor wij laatstgenoemde plaats bereikten, vlogen om.
Dikwijls was die reis mij ontzettend lang en vervelend voorgekomen, vooral 't eerste gedeelte van Soerabaia af. (Wordt vervolgd.)


vorige pagina | inhoud | volgende pagina