doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Dé-Lilah: Een Indisch Dozijntje
Utrecht: H.M. Honig, 1898


[113:]

Het nieuwe Huis!

Het was op de hoofdplaats van eene der buitenbezittingen dat in den jare achttienhonderd en negentig een echtpaar woonde. In eene der best gelegen straten hadden zij een huis staan. Vóór was het toko en achter woonden zij. Daar werd geslapen en gegeten, in één woord daar leefden zij.
De eene helft van het echtpaar, de man, heette Klaas Klomp, was een echte Amsterdammer van geboorte; de wereld zeide van de Jodenbreêstraat of daar ergens uit die buurt; hoewel hij beweerde dat hij van de bocht van de Heerengracht te Amsterdam was en zijne ouders daar nog woonden. In hun achtergalerij hing een groot portret van de Heerengracht met zijne mooie huizen, zijn hooge boomen; en wanneer die photografie door iemand werd bekeken, dan kwam Klaas Klomp altijd uit de toko waggelen, want zijn eene been

[114:]

was een klein weinig korter dan 't andere; 't was net of hij 't rook dat men er naar keek, en dan zeide hij met zijn eigenaardig accent: "Zie, daar hei je nou 't huis waar ik geboren bin." Verder beweerde hij, dat zijn vader alles ten koste gelegd had, om hem te laten "stedeiren" en "doumineé" te laten worden; maar hij was een echte doordraaier "geweist" en hij had 't niet belieft, en toen had hij maar "geteikend" en was als "koloniaal" naar Indië gegaan. "Afijn hij had er nooit spijt van gehad." Nadat hij het tot korporaal gebracht had, was hij te Soerabaja uit dienst gegaan. Daar had hij aan den oedjoeng kennis gekregen, aan "Aagtje Wijnflesch" die daar "zooveul" als "befetjuffrouw" was; zij waren toen op elkaar verliefd geworden, en "zoo binnen we getrouwd"
"Wij hebben toen dat "zaakie" overgenomen, en alles ging "bröljant", meneertje, we verdienden, centen als water. Want Aagtje was vroeger uitsteikend voor een herberg, en ze kon de matrozen te woord staan meneer, en ze van taid tot taid met de slof geiven, dat het een lieve lust was. En ze hadden "respek" voor der, dat verzeiker ik je. Drinken konden ze kraigen, maer eerst de centen", voor dien taid kregen ze geen bl. . . . m! Nou verdraait ze 't meneer, dat wijf is nou zoo trotsch geworden, ze kan 't niet eens meer zonder baboe stellen. As ze zich kleiden mot dan is 't "Samia trek me kousen aan," of "baboe kam m'n haar es." En vroeger weit u, ging ze zulvers de vloer schrobben zoo op der knieën dat der heele sarong de'r nat van werd. Afijn ze mag nou ook wel wat

[115:]

"grootsch" zijn, want ze zit er warmpies in, en 't is niet noudig meer om der zoo af te sloven. Vroeger in der jonkheid, was 't werken en zwoegen en daarom mag ze nou ook wel een goeden ouden dag hebben."
En dan somde Klaas Klomp alle goede hoedanigheden van zijn Aagtje op, want hij was trotsch op haar, en dat was geen wonder, want zonder de vlijt en de energie zijner vrouw zou Klaas Klomp nooit zoover gekomen zijn.
"Zoo'n europeische vrouw, weit u is toch maar alles. Die indiesche dames binnen ook wel goed, maar toch heit ik liever een europeische, die kunnen een beitere pot kooken en flink de handen uit de mouwen steiken. Die indiesche weit u, knoeien me te veul met alderlei soort van obas-obat en dan die bedakkigheid die ze op der faassie smeiren! Dat is om zich blank te willen maken, maar ze binnen en blijven toch nikkers. Wel aardig weit u, om zoo es meê te stoeien, maar voor de huishouding is zoo'n echte totokker, zooals de Javaantjes zeggen, veul beiter. Mijn kameraads binnen allemaal met indiesche getrouwd, maar ze lusten er ook van, ik ben de eenigste die m'n eigen "blangsa'" heb gezocht. Daarom bin ik zoo groosch op dat wijf van me en zeg ik altaid teugen m'n kameraads: "Zeg, ik het een europeische, ik het ze in huis, wil je ze is zien? en gewoonlijk willen ze daarvoor allein niet mêekommen, maar as ik er dan bij zeg "kom mêe kerel! ik het ook een ham en een vaatje haring in huis, en een europeische vrouw met bier, nou dan kommen ze direct, dat begrijp u wel!"

[116:]

Klaas Klomp had dus een europeesche vrouw, en daar was hij zooals we hierboven vermeld hebben, wat trotsch op. Zij was trouwens een juweel, werkzaam, goedhartig en zeer behulpzaam. Zij had haar Klaasje flink onder de pantoffel, en dat was maar goed ook, want hij lustte er wel ééntje en wel twee ook. Nu, als het maar bij ééntje bleef, dan zei Aagtje niets, maar hij moest niet branie zijn om twee of drie te pakken, dan kreeg hij er geducht van langs, en vondt zij er niets in om met haar gouden hakjes op zijn hoofd te timmeren.
Alleen als ze eens voor een paar dagen uit logeeren ging, dan ontzag Klaas zich heelemaal niet meer, dan had het "befet", met de karaffen geen rust en kocht hij stil een vierkante flesch van zijn spaarpenningen, want Aagtje ging niet op reis of eerst werd alles afgemeten en de rest behoorlijk in de goedang achter slot gezet. Dan ging hij ook wel eens zóó heel "stikem" naar de kantine, en de kantinebaas die een oud kameraad van hem was tracteerde hem op "ouwe klare". Daar werd hij op een ergerlijke manier voor den gek gehouden en geplaagd.
"Klaas is zoo lekker als 100 kippetjes dat zijn vrouw eens voor een paar dagen weg is. Nou ik zou 't er maar eens flink van nemen ouwe jongen, zet jij de bloementjes maar eens buiten, hoor!"
"Niks van me Aagt zeggen, kameraad, jullie wouen wel dat jullie zoo'n goed wijf hadden. Alles wat ze voor me doet is voor men eigen bestwil."
"Wel zeker, wel zeker", zeiden de kameraads, "nou hou ze maar, we gunnen ze je van harte.

[117:]

En nou op haar gezondheid nog een half Klompie op de valreep."
Na dien tijd werd een spatje altijd "een klompie" genoemd in de kantine; en die uitdrukking werd spreekwoordelijk zelfs bij de "hoote follee."
Hij genoot met volle; teugen van zijne vrijheid om weêr de gedweeë, gehoorzame echtgenoot te worden, wanneer zij terug was.
Aagtje Klomp geboren Wijnflesch was een dametje van ongeveer twee en veertig jaar. Zij zag er nog heel goed "geconverseerd", zooals zij dat noemde, uit. Zij had een paar heldere verstandige bruine oogen, lichtblond kroeshaar en een mondje om te kussen. Jammer dat haar tanden pikzwart waren. Daarbij had zij een prachtige teint, blank en rood, voor Indië zeker een merkwaardigheid, en hier en daar een sproetje. Zij was tamelijk gezet, maar niet tegenstaande dat ze gracieus en vlug in haar bewegingen. Zeker was zij vroeger eenmaal een allerliefst buffetjuffrouwtje geweest, en geen wonder, dat zij, zooals zij dikwijls beweerde, om Klaas volstrekt niet verlegen was, maar wel twintig vrijers aan iederen vinger had kunnen krijgen.
Op Soerabaja had zij zwaar gewerkt. Dag en nacht was zij in hun kleine herberg in de weer weest, om al dat zeemansvolk te bedienen, en wist ze zeer goed de orde onder haar klanten te bewaren. Geen oorlam of eerst geld vooruit, en maakten ze herrie, dan werd zonder vorm van proces de politie geroepen, en janmaat ging voor een nachtje meê naar het politiestation. Was er

[118:]

een die voor de politie niet rijp genoeg was, maar die zich toch onhebbelijk aanstelde, en Aagtje op die manier vreeselijk ergerde, dan had zij eene andere manier om hem uit de "Vroolijke Zeeman", zoo heette het koffiehuis, te verwijderen. Dan kreeg zij op eens een grooten lust om te dansen, en verzocht zij aan eene der zeelui om er es een walsje op de harmonica te spelen. Zoodra de muziek zich hooren liet, inviteerde Aagtje den onhebbelijken klant, om eens met haar te dansen. Weigeren deed hij natuurlijk zelden of nooit, want Aagt was een aardige dikkert en 't was bekend dat zij goed dansen kon. Men danste dan eenmaal, tweemaal de zaal rond, en wanneer zij dan dicht bij de deur waren, dan werd onze onfatsoenlijke vriend losgelaten en slingerde zij hem al dansende de deur uit, en de trap af, waar hij dan met gebroken neusbeentje liggen bleef. Dan ging er een luid hoerah op en heette het: "Aagtje Klomp het Piet of Klaas de deur uitgewalst."
Langen tijd bleven Klomp en echtgenoote in de "Vroolijke Zeeman", totdat hun kous tamelijk vol was, en zij een kleine toko konden beginnen. Ook daarmede verdienden zij aardig en eens werd hun de raad gegeven om naar eene der buitenbezittingen te gaan en daar een winkel op te zetten. Er was daar behoefte aan een flinke Europeesche toko; tot nu toe had men zich alleen met een paar Chineesche winkeltjes moeten behelpen. Zij gingen er heen en ook daar ging het hun uitstekend. Aagtje stond altijd zelf in de toko, gekleed in een jossen "pinnewaar" en bediende haar klanten ook

[119:]

hier zelf. Voor een ieder had zij een vriendelijk woord over, of men een kist bier, of een half el lint kocht. Ook kon zij best de zon in het water zien schijnen, en wel eenige gekheid verdragen, zij nam 't ook niets kwalijk, wanneer men haar een complimentje maakte over de kuiltjes in de frissche wang of wanneer zoo'n vroolijke klant, haar bij ongeluk eens in de dikke armen kneep. Concurrentie hadden ze niet, alleen waren er een paar chineesche toko's, die echter niet alle artikelen hadden, die in toko Klomp te krijgen waren, en aangezien zij billijke prijzen hadden en hun klanten niet het vel over hun neus haalde, kocht iedereen liever bij hun dan bij de gestaarte toko houders.
Na een poos vond Aagte het verstandig, "om er es voor een paar maanden naar Europa te gaan om zei vers "kenekties" aan te knoopen." Klomp zou dan in dien tijd op de toko passen. "'t Ging der wel aan der hart, maar afijn wat 't zwaarste was moest ook 't zwaarste weigen." En 't was ook maar goed ook. De toko legde er geen windeieren bij. Aagte was in Europa echter wel een beetje anders geworden. Klaas noemde dat dan "groossigheid, zij had zooveul als wat overgenoumen van de voorname lui."
In de eerste plaats was ze vooruitgegaan met haar toilet. W.aar ze zich vroeger met een "pinnewaar" behielp, moest 't nou een gekleide japon zijn en droeg ze voor 't eerst na der trouwen een "kerset." Dat most dan erg worden aangehaald en daarbij moest baboe Sarina of soms ook Klaas helpen.

[120:]

"Hoe heije'm dat in Europa toch gelapt?" vraagde Klaas eens.
"Daar heit Piet de kruier me dukkels geholpen, en in Frankrijk en Duitschland binnen der gedienstige geesten genogt," was het antwoord.
Nou dat was natuurlijk. Hoe kon hij ook zoo vreeselijk dom zijn, hij was te lang in Indië en daarom was hij dat al vergeten.
Niet alleen in Aagte's toilet was verandering gekomen, maar ook in haar kapsel. Vroeger kroesde het blonde haar maar zoo om haar frisch bakkesje, tegenwoordig had ze een vervaarlijk grooten kuif, met een half pikol valsch haar er onder. Ook de naam van haar man beviel haar niet meer. "Klaas!" foei! wat een platte, ordinaire naam was dat. Iedere boerenkinkel heette zoo in Holland, en Klaas Klomp wist niet wat hij hoorde, toen hij haar eens op een dag dat zij in een licht rose surah "pinnewaar" in de toko stond, met een heel zacht lief stemmetje "Nico" hoorde roepen.
"Natuurlijk," vertelde hij later aan zijne kameraads, "gaf ik heelemaal geen "asem". Ik hoorde wel: "Nico! Nico!" maar ik wist niet dat i k dat most beteikenen. Later toen "'t volk" weg was, kwam ze naar achter en gaf ze me een standje "meneertje", dat de katjes er geen droog brood van konden eten."
"Lummel weit je niet, dat Nico 't fijne is van Klaas. Bij ons heiten de boeren Klaas en de groote heiren zeggen Nico, dat is precies zooals "setali tiga oewang." Dus in de vervolge als ik "Nico" roep, dan kom jij, verstaan?"

[121:]

Klaas mocht ook geen Aagte meer zeggen. Van nu af aan heette zij Agatha en 't werd Klaas degelijk ingeprent dat hij haar in 't vervolg zoo had te noemen.
"Maar mins, dat is zoo'n mond vol. Aagt is zoo verduuveld makkelijk. Hoe mot ik dat nou verkorten?
Ja, dat wist onze Aagte niet, dus was het maar het beste om niets te verkorten en de naam voluit uit te spreken. Dikwijls vergat Klaas het, en aangezien hij niet Aagte durfde zeggen of roepen, kwam hij wel eens de toko binnenrollen, terwijl Aagt daar met veel dames stond te praten, en riep hij, rood als een kalkoensche haan, uit:
"Ik wilde je roepen, maar je naam was ik glad vergeten."
Een woedende blik van Aagt deed hem verder verstommen, waarna natuurlijk later een vreeselijke boetpredicatie volgde.
"Dan is 't maar beter dat ik 'm opschrijf."
Zoo gezegd, zoo gedaan. Klaas schreef den naam Agatha op, en liep den heelen dag met dat papiertje rond. In een paar weken had hij 't echter behoorlijk aangeleerd, en nu zocht hij een verkorting daarvan.
Tot groote ergeris van zijne vrouw hoorde zij zich zelf eens "Gathe" en "Gatje" roepen, maar dit was haar toch al te kras! en de arme echtgenoot moest den heelen dag voot zijn straf den naam repeteeren, en mocht niet meer drinken dan eén "klompie".
Ook hun familienaam Klomp ergerde haar vreeselijk. Zij had in Duitschland en Frankrijk zooveel schoonklinkende namen gehoord; over 't algemeen echter zonder schoonklinkende munt, dat het haar dikwijls duizelde. O! had zij toch ook maar

[122:]

zoo'n fraaien naam, wat zou dan alles tegelijk harmonisch klinken, haar naam en haar rijksdaalders.
Zij had zich al lang suf zitten pikeren, wat daar toch aan te doen was. Zou zij niet er es een brief schrijven aan den Gouverneur Generaal en hem vragen haar toe te staan om een anderen naam te nemen. Zoo'n paar duizend had ze daar wel voor over. Ze hadden toch voor niemand te potten, dan voor der eigen zeI vers, want kinders hadden ze immers niet. En die Guuverneur Generaal kon toch ook wel best zoo'n paar duizend gulden gebruiken, dat was toch altijd meigenoumen. En as de naam nou es heil mooi was, dan zou er ook nog wel een kissie bier op over kunnen schieten. Op een goeden dag besloot onze Aagte om een brief te sturen naar Zijne Exellentie te Buitenzorg. Klaas moest dien brief schrijven. De arme man was er erg verlegen meê, nog nooit had hij aan zulke groote heeren geschreven, wel wist hij dat men requesten kon indienen, maar dat wilde Aagte niet; 't moest een partekeliere brief weizen, zoo'n request werd te officiëel behandeld, en opengemaakt door zoo'n secretaris of klerk, maar als de brief "prefee" aan den Gouverneur was gericht dan maakt hij dat zeIvers natuurlijk open. Daar stond immers van die twee duizend, en die kist bier in, en dat behoefden de klerken niet te weiten, dat was een geheim tusschen Aagte en Zijn Exellentie, en dat most een geheim blijven.
Klaas zat er leelijk meê in. Hij krabde herhaalde malen aan zijn baard, en beet op de pen. Hij gluurde met een schuin oog naar de karaf, die

[123:]

daar stond, en waar zooveul heerlijke "klompies" uitkwamen. Hij bleef er echter vies van. Eerst een brief, voor dien tijd kreeg hij niks, niemendal. Aagte was even geroepen, maar toen ze terugkwam stond er nog geen letter op 't papier.
"Ezel die je bent, kan je nou nog niet eins een brief schraiven, en dat heit vroeger voor douminee gestudeerd. Laat ik aan Muller vragen om 't voor ons te doen. De vent is zou handig mit de pen."
"Neen, eerst motten wij't zelvers prebeeren, en as 't dan niet gaat nou dan in Godsnaam, dan mot Muller er bij, hoewel ik 't land heb, om er derden bij te halen."
"Schrijf nou maar eerst plaats en datum Stoffel! net of je geen arsens meer heit. Dus: en zij dikteerde:

Goenoeng djoerik, Borneo, 16 Maart 1890.
Aan den Gouverneur-Generaal
van Ned.-Indië en Buiten-bezittingen.

Geachte Gouverneur-Generaal!
Bij dezen heb ik de eer uw mede te deilen dat Ik en mijnes vrouw, Nico en Agatha Klomp heiten en binnen. Wij hebben een toko hier; zooals u Hooggestrenge zult zien in Djoerik-goenoeng, Borneo, en 't gaat ons opperbest. Wij verdienen centen als water. Maar nou willen wij u Hooggestrenge verzoeken ons toe te staan, een andere naam te neimen, as dat Klomp zoo "ordinijr" is, as wanneer men al veul centen heeft. Bijvoorbeeld "Laars of pantoffel," sandaal is ook goed, en dan

[124:]

blijft 't zoo in de fermilie van de Klomp, weit u. Ik geloof dat Pantoffel nog 't beste is, daar is dan nog zoo iets van de franscheid aan. Nicolaas Pantoffel dat klinkt "broljant." Wanneer uw Hooggestrenge dit zal goedkeuren, dan hebben wij er twee duizend pop voor over, as dat een aardig duitje is voor uwes dochter in der spaarpot. En voor uw zuIvers een kissie lekker Maastrichtsch Haantjesbier. Je kunt 5 flesschen drinken, zonder "m om te krijgen. Puike waar! Door de firma Pantoffel, vroeger Klomp geimporteerd.
Hopende dat Uw Hoogestrenge dit moge aannemen, en ook spoedig van Uwes te hooren, heb ik de Eer te teikenen,

Nikolaas Klomp.

"Nou dat is opperbest," zei Aagte, "beleefder kan 't toch waarachies niet, en je zult zien dat ie dadelijk antwoordt."
"Ik mag 't lijen," zei Klaas en keek zuchtend naar de karaf.
"Nou lus je der zeker wel één," vraagde zij.
"Nou en of," antwoordde hij, "hè, hè, daar wordt een mins warm van."
De brief aan zijne Exellentie werd verzonden maar hoe groot was Aagjes teleurstelling, toen er nooit antwoord kwam. Zij was dus veroordeeld, om haar heele leven Aagte Klomp te blijven, en de naam Pantoffel, of zooals de Franschen zeiden Pantoefel, was toch zooveul mooier! Zij begreep 't, niet dat er geen antwoord op gekomen was, zij hadden 'm toch aangeteekend.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina