doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Dé-Lilah: Een Indisch Dozijntje
Utrecht: H.M. Honig, 1898


"Druk mevrouw," zeide "bébé jumeau" zooals zij door den resident genoemd werd.
"Ach ja, wat zal ik je zeggen," lispelde mevrouw Veld. "Wij maken alles zelf ziet u, dan krijgt men het geheel naar zijn eigen smaak. Als men het aan de modiste overlaat, dan valt een costuum dikwijls zoo tegen."
"Nu ik heb er niets geen klagen over," antwoordde mevrouw W. "Ik heb mijn costuum van Batavia gekregen en alles is keurig in orde. Speybrouck Sacté heeft er zeer veel verstand van."
"En mag men weten?" informeerde mevrouw Veld.

[92:]

"Neen zeker niet, ná 't démasqué," was 't antwoord.
"De resident gaat als vogelverschrikker," lachte Adèle met haar helderen lach.
"Fidonc! mevrouw, dat is majesteitsschennis," zeide mevrouw W. afkeurend.
"Ach Adèle kan wel een potje breken, niet waar?" zeide mevrouw Veld met zeer veel ironie in haar stem.
"Wel twee potjes ook," lachte Adèle. "Hij is zoo'n goede oude Papa."
Mevrouw Veld en mevrouw W. keken elkaar aan en trokken de schouders op.
"Ik maak den eersten wals met Prins Incognito," zeide Adèle gewichtig. "U opent zeker 't bal met hem. Ten minste dàt wordt algemeen verteld."
"Zoo," antwoordde mevrouw Veld, en er kwam leven in haar anders koude oogen en kleur op haar bleeke wangen, want zij was kolossaal eetzuchtig en had een hoog hart. Het was een eer die haar toekwam, als eerste dame van de plaats, want zij recepieerde steeds bij den resident. Anders opende zij 't bal met den resident, maar nu zou "Prins Incognito" dit doen; áls 't ten minste mogelijk was op een bal masqué.
"Nog 6 dagen," zeide Adèle, terwijl zij een mooi roosje vernielde.
"Ja, de tijd begint op te schieten," antwoordde mevrouw Veld. "Juffrouw Molière en ik zijn al druk bezig met 't maken van gebakken enzoovoorts."
"Nu, laten we u dan maar niet langer ophouden," zei mevrouw W, "kom Adèle, hoe denk je er over,

[93:]

we moeten nog naar de toko," en zij namen afscheid.
Een oogenblik later hield een dos-à-dos voor de secretariswoning stil en mevrouw Klets stapte uit. Zij was de intime van mevrouw Veld, omdat zij altijd van alles op de hoogte was. De dames kusten elkaar en "dag Mien", "dag Rika" ging het over en weêr.
"Wat voor nieuws? Ga zitten Mien, een glas port? Ben je mevrouw W. en Adèle niet tegengekomen?"
"Ja zeker. God! God! wat had die Imevrouw W. weer een toilet aan. En dan met handschoenen. Ze weet van verwaandheid al niet meer wat ze doen zal: En "bébé jumeau" met haar prachtigen, rozen hoed; - zeg, ze gaat toch als page, hoor ik!"
"Natuurlijk!" lispelde mevrouw Veld mat, "dat heb ik je toen immers al gezegd. Een tricot hoor! En wel op verzoek van den resident. Het wordt hoe langer hoe erger, nu noemt ze hem al Papa en zegt dat ze twee potjes bij hem kan breken."
"Is 't waar? Gunst wat een schande. En ze geneert zich niets. Gisteren avond wandelden ze in de maneschijn op en neêr."
"Dat doen ze altijd," zeide mevrouw Veld, "en nu wil ze de eerste wals met "Prins Incognito" dansen en 't bal met den resident openen. Zij zegt dat hij de polonaise wel met mij zal doen;"
"Maar dat is natuurlijk, dat hoort zóó," zeide mevrouw Klets, en nu begon een gevlei en geflikflooi, dat de ijdelheid van de eerste dame van de plaats zeer streelde. "En mag ik je costuumpje nou eens zien,'" vleide ze verder, "je weet mondje

[94:]

dicht, geen woord er van tegenover anderen. Dan zal ik je vertellen wat wij aandoen."

Eindelijk was de groote dag aangebroken. Het residentiehuis was schitterend à giomo verlicht.
Tusschen de boomen hingen overal lampions en étalages met glazen en oliepitjes. De bataillonsmuziek deed een fanfare hooren, afgewisseld door 't Italiaansch quintet.
De schout paste met zijn politie oppassers op dat de goede orde door de menigte nieuwsgierigen die op de been was, niet werd verbroken. Aanhoudend reden wagens in en uit, en binnen waren reeds verscheidene gemaskerden bij elkander. Sommigen zaten, maar over 't algemeen stond men in groepjes bij elkander en bekeek den één den ander, elkaars kostuum bewonderende, en gissende wie men toch zijn kon.
Daar was Titania in haar rose onderkleed en lichtgroen satijnen overkleed, haar blanken hals met paarlen collier, haar diadeem schitterende van juweelen, in één woord een prachtige verschijning. Bij haar stonden Desdemona in een witte tunica met gouden passement; in 't loshangend blond haar een diadeem, een amor met gazen stengels en eene elfe voorstellende. Dit clubje meende men te herkennen, het moesten mevrouw Veld, juffrouw Molière en de twee meisjes zijn. Wie was echter mevrouw en wie de juffrouw? Desdemona moest juffrouw Molière zijn, want zij was een half hoofd kleiner dan Titania. Men keek uit naar een page, maar niemand zag er één. Juist kwam er, aan den arm van een

[95:]

matador, eene prachtige verschijning binnen, eene "Queen Betti", met satijnen onderkleed; roodfluweelen mantel en gekroond. Iedereen giste wie het zijn kon, maar niemand kon er achter komen, want men kende geene dame die rood haar had, of zij zou het speciaal voor deze gelegenheid hebben moeten verwen. Het was ook mogelijk dat zij een pruik op had. Het kon echter niemand anders zijn de rijke mevrouw W., want de juweelen in haar kroon, en haar armbanden waren echt, en 't kostuum was prachtig en kostbaar.
Nu trok een ander paar ieders aandacht. Het waren namelijk Columbine, een zwarte Columbine met een zwart fluweelen suikerbrood op 't bruine kroeshaar en een ridder uit de middeneeuwen. De ridder liep eenigszins gebogen en men meende dat dit de resident was. Hij scheen iets te zeggen, zeker iets geks, want opeens begon zijne dame te lachen waardoor men nu direct wist, dat dit Adèle de Lorme was; zoo kon immers maar ééne dame lachen.
"Dus toch niet als page! Nu zie je wel dat dat maar weêr vuile praatjes waren."
"Jalousie! Niet als ijzerzucht," mompelde de gepensionneerde kolonel die er ook was en die als jeneverflesch gekomen was, en hij kwam een weinig nader, om Columbine wat beter te kunnen bekijken.
"'t Is waarachtig een aardig popje!" bromde hij; en den ridder op zijn schouder slaande, zeide hij met zijn grogstem: "Je weet ook wel wat je doet hè malthezer ridder!"
"Uit de weg jeneverflesch," antwoordde de ridder. "In onzen tijd hadden we dien volkskanker nog niet."

[96:]

"Maar in onzen tegenwoordigen tijd zou je er ook niet vies van zijn, oude sobat. Jammer dat er geen glaasje in de buurt is."
De zaal was langzamerhand voller en voller geworden, en iedereen vraagde zich af of prins Incognito al aanwezig was.
Er waren veel prachtige costumes onder de heeren en ook een menigte kranige figuren, zoodat het bepaald moeielijk was om uit te visschen of de Czarewitch zich onder hun bevond.
Titania en Queen Bettie schenen elkander te hebben herkend, want zij stonden te praten. Zij waren zeker het meest nieuwsgierig naar de komst van den czarewitch, want hun gesprek ging uitsluitend over hem. Vooral Titania gaf haar oogen flink den kost, zij was er geheel "nerveus" van, zooals zij dit uitdrukte.
Terwijl de dames zoo met elkander stonden te praten, zagen zij een stierenvechter op zich afkomen, die regelrecht naar Titania ging.
"Zomernachtsdroom, uw prins wacht op u."
Zij keerde zich haastig om en stond vlak tegenover den stierenvechter. Het was een prachtige kolossale figuur, met een zwart masker voor, vervaarlijke groote knevels en een flinke breede borst.
Titania zag hoe een paar fonkelende oogen haar doorborend aankeken, en onwillekeurig sloeg zij de hare daarvoor neêr. Ook zijn kostuum was onberispelijk, zijn houding prachtig, de kleuren harmonieerden met elkander en de stoffen waren van 't fijnste soort.
"Zomernachtsdroom," fluisterde hij nogmaals, "de

[97:]

polonaise begint", Mag ik de eer hebben Titania rond te geleiden."
"De Czarewitch," fluisterde Queen Bettie mevrouw Veld in 't oor. "Niemand anders dan hij," en zij verwijderde zich met een Don Quichotte die zich voor een polonaise van haar had meester gemaakt.
Het duizelde Titania. Haar hart zwol van trots en hoogmoed. Het was dus toch waar dat zij het bal openen zou met den "Czarewitch" en dat hij haar had uitverkoren boven alle anderen, zelfs boven "Queen Bettie," die prachtiger costuum aan had dan zij. Nu was het dan toch zeker waar, dat zij uitstak boven alle vrouwen van de plaats wat haar taille en houding aanging, aangezien zij direct de aandacht had getrokken van een kroonprins, en hij haar had verkozen boven allen; en met een houding als eene koningin, het hoofd fier omhoog geheven legde zij, zonder een woord te spreken haar arm in den zijne.
"Welk een hooge onderscheiding," mompelde een hansworst, toen zij een groepje heeren voorbijkwamen, clowns en hansworsten, bij elkander. "Zulk een onderscheiding kan alleen eene Titania te beurt vallen," en vlak aan haar oor hoorde zij, "Mevrouw Veld niet waar?"
Een minachtende blik uit Titania 's blauwe oogen trof den spreker, en zij legde haren arm heel vertrouwelijk op dien van den kroonprins. Het verwonderde haar niets dat hij nog geen woord geuit had, hij wilde immers het strengste "incognito" bewaren; Zij wilde gaarne praten, doch hoe moest zij tegen een keizerszoon spreken? en in welke

[98:]

taal? Fransch zou hij toch zeker wel kennen; en zoo begon zij in die taal.
"Uit welk gedeelte van Spanje komt u, toréadores? Uit Madrid of Sévilla?"
Geen antwoord volgde op deze vraag. Hij is niet beleefd dacht Titania. Doch zoo zijn alle Russen, "ongelikte beeren".
De polonaise was ten einde, en de muziek speelde een slependen wals, Toen keerde de stierenvechter zich tot haar en zich tot dicht bij haar neêrbuigende, zeide hij:
"Une valse, belle Titania!"
"Avec heaucoup de plaisir mon toréador."
Hij nam haar in zijn sterke armen op, en daar gingen zij, wiegelende, slepende en springende, op de tonen der muziek. Het was een droom gelijk om met hem te dansen, dat moest Titania zichzelve bekennen, hij mocht dan in de conversatie niets beteekenen, maar als danseur was hij een matador. Hoe stevig hield hij haar vast, hoe lichtdanste hij, en hoe goed kon zij met hem accordeeren. Zij voelde den grond bijna niet meer, zij lag als bewusteloos in zijne armen, duizelende van den wals en toch vol verrukking. Zij had wel door willen walsen zonder einde, zonder uitscheiden; door droomende, zonder ontwaken, in de armen van haar kroonprins, en toen het ontwaken éénmaal daar was had zij hem wel het masker van 't gelaat willen trekken om aan 't publiek toe te roepen: "Ziet hier; mijn cavalier is niemand anders dan hij, de "czarewitch", en aan mij de eer den eersten dans met hem gedaan te hebben."

[99:]

De wals was uit en de toréador bracht haar naar een stil plekje, tusschen bloemen en planten in de voorgalerij. Hij zette zich stilzwijgend naast haar neder en nam heel familiaar haar hand in de zijne. Titania gevoelde zich hierover volstrekt niet beleedigd; ware een ander manlijk persoon vrij geweest dit te doen, dan zou zij zeker vol verontwaardiging zijn opgesprongen, maar een czarewitch mocht zoo iets doen; in zijn land was dat de hoogste galanterie en zijne courtoisie een groote gunst.
"Zie eens hoe gezellig Titania daar zit te vrijen", hoorde zij op eens een jeneverflesch tegen een matroos zeggen.
"Zomernachtsdroom", grijnsde de matroos "Doch stil! "botol soppie", vervolgde hij op zachter toon, doch hard genoeg dat Titania het hooren kon.
"Het is "incognito" die daar aan 't vrijen is. Geen opmerkingen over hem, hij mag doen wat hij wil."
"'t Mocht wat", bromde de jeneverflesch, "wij zijn allemaal "incognito"; we kunnen dus allemaal doen wat we willen. Ga je gang maar matroos. Ik moet blijven staan, want ik kan niet zitten, maar jij bent aan den wal, strijk jij dat lieve bakkesje dus maar onder den kin."
"Ik zou je danken, met Titania's houd ik me niet op, en die "incognito" mocht eens wraak nemen, neen; dan ga ik liever bij een marketenstetje, niet waar schat?"
Zulk een dametje was toevallig naast hem komen staam en presenteerde hem een likeurtje uit haar trommeltje.

[100:]

Titania begon het nu ook wel wat vreemd te vinden om daar alleen te blijven zitten met haar keizerlijken cavalier. Zij was bang dat men er praatjes over maken zou, natuurlijk alleen uit jalouzie, omdat haar die groote eer te beurt was gevallen. Toen zij dus zag, dat Queen Bettie en Adèle de Lorme gearmd op haar afkwamen, wenkte zij die om bij haar te komen zitten. Beide dames kwamen nader en de toréador maakte een diepe buiging voor hun. De drie vrouwen begonnen een druk gesprek en richtte ook van tijd tot tijd het woord tot hem, doch hij antwoordde alleen, met "oui" en "non".
"Verstaat hij Hollandsch, Rika?" vraagde mevrouw de Lorme aan mevrouw Veld.
"Ik weet het niet. Ik geloof het niet. In allen geval is het beter geen Hollandsch te spreken was het antwoord.
"Walst hij goed?" was de verdere vraag. "Ik heb jullie anders wel geobserveerd,'t ging verrukkelijk, zoo gelijk en mooi, iedereen heeft jullie nagestaard."
"Ach kom, is 't heusch", antwoordde mevrouw Veld. "Ja Adèle hij danst, - - - neen, maar ik heb nog nooit zulk een walser gehad."
"Ja, en ik moest mij met papa den resident behelpen", pruilde Adèle.
"Nu hij zal jou ook wel eens vragen", antwoordde mevrouw Veld goedig.
"Ik doe de polka met hem, dàt zal je zien", antwoordde mevrouw W.
"'t Is te hopen", zeide Titania bits en spijtig.
"Ben je boos, Rika? of jaloersch?"

[101:]

"Wel neen, hoe kom je er aan? Alleen maar een beetje "fatiguée."
Een bediende roepende, trachtte mevrouw Veld haar spijt te verbergen in een glas champagne, nadat zij eerst met een zeer gracieuse buiging van 't bevallig hoofd aan haar cavalier had gevraagd, of hij ook "une verre de Heidsieck monopole" hebben wilde, Prins "Incognito" had gebogen, en nu waren drie poezele blanke vrouwenhanden bereid hem een glas aan te reiken. Hij bracht de mooie bereidvaardige vingers aan zijn lippen, één voor één, en slurpte toen met graagte het heerlijk gefrappeerde vocht op.
"Wat is hij snoezig!" lachte Columbine met naar zilveren lach. "Zou dat zoo gewoonte zijn in zijne negorij?"
"Adèle, kalm toch!" maande mevrouw Veld, "bedenk dat het geen gewoon mensch is"
De "ouverture" eener polka liet zich hooren en de toréador boog zich tot mevrouw W. en zeide:
"Ma reine, la polka?"
Mevrouw W. stond statig op en legde haar blanken arm in den zijne.
"Dans jij de polka niet?" fluisterde Columbine Titania in 't oor.
"Neen!" antwoordde deze, "je suis trop fatiguée."
"Maar je zult dezen dans wel met papa resident 'moeten dansen. Hij weet dat jij Titania bent."
"Hoe weet hij dat. Heb jij 't misschien verteld?"
"Wel neen! Hoe zou ik! Hij zei het uit zijn eigen. "Kijk eens Columbine," zeide hij, "welk een mooi paar "de czarewitch met mevrouw Veld".

[102:]

Heusch Riek, dát heeft hij gezegd, en ik moet bekennen, jullie waren een prachtig paar. Ik moet zoo eerlijk zijn dat te erkennen, en ik ben ook een klein weinig jaloersch op je, want ik heb nog nooit zulk een prachtig figuur gezien. Wat zou ik graag zijn gezicht eens zien. Kunnen we zijn masker niet eens optillen?"
"Waar denk je aan! Dat zou immers majesteitsschennis zijn. Maar zeg, weet je ook of hij zijn adjudanten heeft meêgebracht?"
"Dat zal wel. Die zullen wel verspreid zijn. Hoe jammer dat hij voor 't démasqué nog weggaat.'"
De komst van een "malthezer ridder" maakte echter een einde aan hun gesprek.
Zooals Adèle de Lorme gezegd had, kwam de resident de polka aan mevrouw Veld vragen. Lusteloos stond deze op en legde haar arm in die van den ridder, doch steeds volgde zij met haar oogen het andere paar, dat eenige passen vooruit was, "de toréador en Queen Bettie". Zij beantwoordde slechts heel kort de verschillende vragen van haar cavalier, en werd eerst een weinig levendiger toen hij over den "czarewitch" begon te praten, en haar een compliment maakte over haar walsen met hem.
Intusschen zag zij Columbine uitgelaten vroolijk met haar eigen man rondspringen en tot haar groote ergenis zag zij ook hoe deze expres met haar cavalier tegen het paar "toréador en Queen Bettie" aanvloog.
"Adèle de Lorme gedraagt zich als een schoolmeisje," zei de zij bits tegen haar cavalier.

[103:]

Nog grooter werd haar ergernis, toen zij zag hoe "Incognito" met Queen Béttie den tuin in ging.
"Kijk eens, kijk eens !" zei de de ridder, "die toréador schijnt stormenderhand de harten der dames te hebben veroverd, dáár gaat hij waarlijk in een stil laantje rondwandelen met de koningin van Engeland, precies als "Méphisto met Martha" indertijd."
"Maar resident wat een vergelijking," en opgewonden hernam ze: "kom, zullen wij ze volgen, dat kan nog interessant worden."
En zij volgde het paar, dat heel langzaam, doch weinig sprekende, de stille wegen zocht.


inhoud | vorige pagina | volgende pagina