doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

P. (ps. Beata van Helsdingen-Schoevers): 'Causerieën uit de binnenlanden'
In: Soerabaiasch Handelsblad, 25 April 1907


Van een geluksdroom, die wreed verstoord werd...

Kertosono, dat al zoo mooi op weg een stad te worden, waarmee Insulinde's historie-schrijvers rekening zouden hebben te houden, dat, zoo hoopte men, eerlang een der belangrijkste industriesteden worden zou, is weer ingedommeld.

De eerste schrede op den weg naar grootheid blijkt na lang weifelen niet gezet te zullen worden, o desillusie!

Maar om te beginnen bij 't begin. Daar was eens, (zoo beginnen alle geluksdroomen,) daar was eens een concessie voor een suikerfabriek, toegestaan aan iemand, wien doet hier niet ter zake. Deze iemand, bij de pinken, verkocht concessie inclusief inmiddels opgezet ouwe-rommelfabriekje aan een Vorstenlandsche grootheid met veel geld en veel illusies. Tot zoover de simpele feiten.

Toen begon de hoogmoedswaanzin te waren door Kertosono's rustige dreven. Want, daar kwamen geruchten, eerat onzeker, daarna in stelliger vorm, dat de suikerfabriek volgens de acte van oprichting over een aanvangskapitaal had te disponeeren van f 1.000.000, zegge één millioen...

Een héél millioen, dat met kwistige hand voor een flink deel terecht komen, zou in Kertosono's toko's en sociëteit, de bevolking weder koopkracht zou geven door den stroom van zilver en papier, die zich uitstorten ging over stad en omstreken.

Men zag de Kertosoneezen glimlachen bij het lezen en voorlezen der courantenberichten over de maatschappij met een millioen, Ngrombot, hoorde men overal, (dezen schoonen naam draagt de concessie!) Ngrombot las men op ieders gezicht. Telegrafisch waren de machineriën uit Europa outboden, zoo verzekerde men elkander, het beste, het mooiste zou niet goed genoeg zijn voor Ngrombot, de fabriek met één millioen.

In Maart zou met den bouw een aanvang gemaakt worden, Kertosono stond aan den vooravond van groote gebeurtenissen.

Het logementje had het druk; soms waren alle vier kamers bezet; zelfs dames kwamen logeeren—heb je ooit! — conferenties worden gehouden en éen Vorstenlander bleef achter, vestigde zich metterwoon hier ter stede. Met opgewekt gelaat toog hij terstond aan het werk; men interviewde hem, waar men kon; vertelde elkander met schitterende oogen, verheugd, dat die mijnheer reeds druk aan het werk was om 1200 bouw grond in te huren en te beplanten voor de campagne '07.

Men had het er over en raakte er niet over uitgepraat, men zag ze al groeien, de 1200 bouw riet, men disputeerde druk over de plaats waar de toekomstige fabriek verrijzen zou want het rommeltje, dat er stond, zou maar als het noodig was een dag malen, om aan de voorwaarden der concessie te voldoen en dan kon alles opgedoekt worden. Die installatie konden ze niet gebruiken, natuurlijk, alles moest fonkelnieuw zijn: Storck te Hengelo zou den boel leveren, eerstdaags kon het reeds verwacht worden:

Misschien was de oude installatie van het onooglijke fabriekje goed, om het atelier der nieuwe fabriek te drijven, meer niet.

Men genoot! Overdag werden de gangen van den mijnheer, die 1200 bouws zou inhuren, met ware Sherlock-llolmesspirit nagegaan, vreugdevol zag men scharen volks uren en uren wachten voor liet logement. Equipages van binnenlandsch en inlandsch bestuur stonden er óók uren voor.

Rijtuigen met hooge heeren uit de europeesche en inlandsche ambtenaarswereld van de residentie Kediri, afdeeling Berbek, vlogen door Kertosono's éénige straat, en men keek ze vroolijk na. Het gaat een aardig gangetje, dacht men handenwrijvend, nu "gaat ie goed, hoor!

's Middags tusschen 5 en 6, als te Kertosono al de gewichtige "topics of the day" verhandeld worden, vertelde men elkander van den vooruitgang en het leven, die men opmerkelijk vond. De courant werd in gekeken en elk berichtje over de Maatschappij werd gretig verslonden en bediscussieerd.

Over de correspondentiën uit Kertosono werd druk gedisputeerd; dezen waren het ermee eens, genen niet, maar opgewekt was men, ja zelfs vergevingsgezind, waar de correspondent dwaalde. Want: "kom, de Mij. was groot! f 1.000.000, wie kon daar tegen op, het móest gaanI"

Baron en Koedjonmanis zouden terug moeten, teruggedreven binnen hun perken, de goede gronden werden met honderden bouws reeds ingehuurd, en als het op concurreeren aankwam, móést de Mij.het winnen, redeneerde men hoopvol.

Wandelde men des avonds door de stad, dan kon men uit de voorgalerijen, waar gezellige bitter—partijtjes gehouden werden, uitroepen opvangen als: "Ben je gek, zeg, dat laten ze zich niet doen, de tuinopziener is hem al lang voor!" of: "Ach, wat wil je nu tegen zoo'n kapitaal, die chinees moet 't immers afleggen!" en zoo meer, getuigende, als men zelf aan de bittertafel vol was van de zaak.

En als men tegen etenstijd naar eigen haard toog, bij groepjes nog nababbelend over "de" fabriek, dan wilde het wel eens dat deze of gene uit het duister de welbekende gestalte zagen opdoemen van het factotum des Chineeschen fabriekseigenaars, die óók al hotelwaarts trok... en den volgenden dag had men nieuwp stof tot lange discussies. Zoover was het dus al. "Hij" kwam dus reeds polsen over de mogelijkheid van onderhandelen", men sprak van: rayon van aanplant, invloeds-sfeer en dergelijke technische fraaiigheden meer.

Maar Kertosono begon te leven. Het zou vooruit!!!

De soos won één lid. De avonden hadden nieuwe bekoring. Fuifjes werden gegeven, wat zeg ik, gloeiende fuiven, dé stemming was uitstekend, men uitte zich; door heel Kertosono weerklonk het gejuich, men zong en danste en gevochten werd er op zoo'n avond maar weinig...

Ieder was vroolijk, men leefde, de stad ging vooruit, men mocht haar daarin niet storen. Men zei het wel niet, maar elke straffe bitterdrinker volgens eer en geweten, voelde het.

En als de vroolijke bitteraars laat in den nacht huis toe gingen in de soosequipage, (waar zag men ooit een soos, die voor haar leden een vehikel maandelijks afhuurt ter aflevering van haar trouwe bitter-satellieten?) dan hoorde men 12 kampongstraten vèr het ernstig redeneeren over "de zaak."

Kertosono leefde in koortsige gejaagdheid. De rustige rust van den nacht werd steeds minder gehuldigd. Maar... daar was dan ook een maatschappij met 1 millioen opgericht.

Plots steeg de vreugde ten top. Men zag, men róók een auto, heelemaal uit Soerabaia door de eenige straat rennen.

En die het niet zagen hoorden het: toch! toch! en snelden naar de straat om te aanschouwen een verzameling menschen met open monden turen in de verte, in een stofwolk, waar ze nog het nijdigkort uitgestooten toet! toet! toet! hoorden.

Kertosono een auto binnen haar muren!! Het was toch wel! Zoo'n leven en vertier als zoo'n maatschappij met 1 millioen dadelijk aanbracht? Want dat het door de fabriek kwam was duidelijk. De mijnheer die bezig was de 1200 bouws in te huren reed mede in de auto.

Men wist zoo goed als zeker dat het de nieuwe administrateur der te bouwen fabriek was, die met eigen auto aan kwam zetten. Maar eigenlijk was het toch heel gewoon. Bij zulk een prachtfabriek, modern tot in de klinknagels toe, behooren geen ouderwetsche paarden maar auto's en motorfietsen voor de opzieners.

Tjonge nou! Het was toch een heel ding voor Kertosono, zoo'n maatschappij met 1 millioen. En het kapitaal was volgestort. Op die ongelukkige paar aandeeltjes na, aan den advocaat voor commissariaat uitgereikt, was het geheele kapitaal door 2 personen, elk voor 5 ton gestort.

Tjonge tjonge, wat een geld!

Hoera, voor Kertosono! klonk het dien avond uit de soos, waar bal was.

Doch het was het toppunt van glorie geweest. Eerst verdween de auto. Zooals men zeide had de administrateur alle orders tot zijn terugkomst gegeven. Hij zelf verkoos te Djombang, Modjokerto of Soerabaja te blijven, en zou dan met de auto telkens wel even komen kijken.

Toen verdween de mijnheer die de 1200 bouws zou inhuren. Nam vrouw en kinderen mede. En ze kwamen niet meer terug.

En toen verdween de illusie,van de Kertosoneezen. Het schoone, al te schoone fata morgana was over; met een harden schok tuimelde men weder terug uit de wolken op vasten bodem. Men zag weer helder en duidelijk wat er gebeurde, ja zelfs wat er al dien tijd gebeurd, was.
Kertosono had zich bedrogen.

De maatschappij was wel opgericht, wèl waren door het gouvernement de statuten goedgekeurd, had officieel in de courant gestaan, maar bestaan had ze nooit, en het millioen ... was er nooit geweest. Het was me dan ook wat moois. Men hoorde nu dat die eene meneer van een half millioen den anderen deelhebber (ook van een half millioen) naar Holland had gezonden, om die 2 halve millioenen van hen daar te verkoopen met de concessie zelve; als premie voor hen, die het eerst het millioentje bijeen hadden...

En nu was de mijnheer van de 1200 bouws weggegaan, omdat er eerst een telegram was gekomen: "stop onmiddellijk alle betalingen," en, hem, daarna, duidelijk gemaakt, dat de plaatsing van de 2 halve millioenen niet was gelukt, terwijl hij met den inhuur van de weinige bouws, die hij nog pas was weten machtig te worden, al zeer ongelukkig was terecht gekomen op gronden, die reeds drie maal bewezen hadden, op minder prettige manier, aan 3 fabrieken in den omtrek, dat er geen stok riet op te verkrijgen was.

Men wist te vertellen, dat die menheer dat even goed wist als degenen, die dat hadden opgemerkt, maar dat inhuren van die onbeplantbare gronden was eigenlijk één politieke streek geweest; Eerst de onbruikbare gronden in een kring om de goede gronden heen huren. Dan geen uitweg toestaan aan den huurder van de erbinnen gelegen velden, en je was mééster van het terrein.

De ongelukkige huurder zou zijn riet niet kunnen afvoeren uit die tuinen, zou zijn mooien duren aanplant zien sterven op het veld, en er in 't vervolg wel veilig voor passen nogmaals te huren. De maatschappij met 1 millioen zou op 1200 bouws zoo'n 50 k 60 bouws onbruikbaar terrein niet voelen.

Men discussieerde weer. Die de zwakste was in het debat bleek nu niet meer vergevingsgezind zooalss vroeger. Een, "ach allemaal klets!" en een schouderophalen toonden zijn bittere stemming over de verloren illusie.

Kertosono begon al minder en minder levendig te worden. Het logement dat zulke goede dagen had gekend, werd gesloten. De eigenares had er, na het in rook opgaan van Kertosono's luchtkasteel, genoeg van. De soos daverde niet meer van gejuich en gebrul, er werd niet gebitterd en gedanst op kousen tot diep in den nacht. De équipage stond vergeefs met een slaperigen koetsier en een half dood biekje te wachten op de leden, die er zoo menigmaal onder jool en lawaai waren ingeheschen en weder uitgetrokken.

De nachtstilte werd niet meer verbroken door een sukkelig ratelend karretje met zwetsende bittertjes- stemmen: Kersono sliep weer in...

De tijding dat de concessie, waar zooveel hoop en verwachting op gebouwd waren, verkocht was aan een firma te Soerabaia maar voor sléchts 1/10 millioen, bracht geen beroering in die rust, en Kertosono slaapt sinds dien, slaapt met volle toewijding.

Het gefluit en gezucht van de veelvuldig aankomende en vertrekkende treinen houdt enkel het stationsferrein wakker.

Ons lief Kertosono is nu koortsvrij maar in welzalige dut, met verschijnselen van slaapziekte, die toenemen sedert de hamer des sloopers Ngrombot heeft beroerd om alles wat mogelijk is van de hand te doen.

De concessie wordt verdeeld onder 2 fabrieken in het Djombangsche voor uitbreiding hunner aanplantingen. Maar Kertosono hoort het niet. Als een modern Doornroosje ligt het ln zoete rust verzonken. Voor hoe lang nog?

Mijn fiets, die ik reeds had opgeborgen, daar ik vreesde achterlijk te zullen schijnen bij al het ultra-moderne gedoe, zal ik eerstdaags weer durven gebruiken om geruischloos over den weg te vliegen en elders stof te zoeken voor mijn correspondentiën.

Want Kertosono, arm gedesillusionneerd Kertosono, mag niet gestoord worden ln haar rust.


vorige pagina | inhoud | volgende pagina