doorzoek de gehele Leestrommel

Leestrommel
Leestrommel
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Beata van Helsdingen-Schoevers: Indië en Europa. Fragmenten, ed. Johan Koning

Leiden: N.V. Leidsche Uitgeversmaatschappij, 1929

[216:] Wat er alzoo in „de" vrouw geeischt wordt

 

De nieuwsgierige redactrice van een Haagsch weekblad wilde 'n paar maanden geleden absoluut weten, wat „men" in de vrouw het hoogst schat. Welke deugd of eigenschap het meest geapprecieerd wordt!
Uit den stapel ingekomen antwoorden bleek, dat niemand recht begrepen had, waar het om ging, en dat iedereen maar als „der vrouwen hoogste goed" had beschreven, wat hij (of zij) zelf wel wenschelijk achtte, of — pijnlijk miste in de naaste omgeving.
Traditioneele ganzen kwaakten van deemoed en dienende liefde (en ze dachten aan het zachte eitje juste-au-point, dat moeder de vrouw staat te koken, als zij zich nog eens lekker omkeeren in de dekens!) en er werd met het frissche beeld der „in het verborgen bloeiende en geurende viooltjes" gewerkt. Ook transparanten met „huiselijkheid", „opgewektheid", „ordelievendheid", en meer zulke pedagogische geboden werden in de processie medegedragen...
Verbijsterend, wat je als vrouw niet allemaal moet wezen, om het den menschen naar den zin te maken! Al zou men het willen — kunnen zou men het beslist niet. Stel u voor: „Standvastigheid" en „trots" worden gevraagd — hoe verdraagt zich dat met dien suikerzoeten „deemoed"? „Schoonheid" roept een andere arbiter, en „behaagzucht", — terwijl een uitgestreken antirevolutionist alle coquetterie het leelijkste vindt, waarmede de toch reeds zwaar belaste Oorzaak-van-alle-zonde behept kan zijn.
Een door dik-en-dun propagandiste acht het 't hoogste in de vrouw, wanneer zij met „desnoods tot vuisten gebalde handen, zich de rechten verschaft, die haar toekomen." Brrr! te vuur en te zwaard! En een andere dame weeklaagt over de jonge dochteren die anders dan om te trouwen —, het ouderlijk huis verlaten. „De zucht naar verandering, de malaise dezer eeuw", hoofdschudt ze afkeurend. Dus die wil thuisblijven en géén

 

[217:]

 

rechten dan alleen om de lappen op de broeken van je broers te zetten. Eigenwaarde, onafhankelijkheid, „selfhelp" bestaan voor deze waardige dame niet — in haar jeugd hoorde je daar zoo niet van, en zij is er zonder die immers ook gekomen?
De geheele stoet opstellen van al deze pedagogisch aangelegde menschen geeft een duidelijk beeld, hoe er met ons vrouwzijn gesold wordt. Hoe er maar gemeend wordt, dat een vrouw uit hoofde van haar sekse bedild en bevit en telkens in een hoek gezet mag worden — kortom, niet voor „vol" aangezien wordt. Hoorde men ooit in vollen ernst betoog en „hoe de man moet wezen"? Iedereen voelt dadelijk volkomen, hoe onzinnig dit is: de man! onmogelijk te generaliseeren! De tijd, dat „de" man vechtlustig en dapper en brallend en amoureus moest wezen, en meer niet, is met de middeleeuwen in de donkere diepten verdwenen. Nu heeft men allerlei soorten van mannen — maar voor de vrouwen worden nog een vast aantal loketjes klaar gehouden: als ze niet zóó is, moet ze zus wezen — en o, hemel, als zij buiten al die lijntjes valt! Dan is ze geen vróuw! dan zeggen de meest goedaardige medemenschen: ik kan het niet helpen, maar ik vind dat zooiets niet past voor n vrouw! en, wat het overgroote deel kwaadaardigen in dat geval zegt en doet, laat zich denken.
De prijsgekroonde in den Haagschen opstellenwedstrijd gaf een nogal aardige beschouwing over wat haars inziens het hoogste goed der vrouw was. „Charme!", concludeert ze. Charme, waardoor ieder de vrouw met een glimlach aan moet zien! Charme hebben soms de kleine meisjes en de bakvisschen en de dienstmeisjes, en, in Frankrijk, de juffrouw uit de Laiterie en de kleine „trottin" — en — soms hebben de „dames" die ook. O! niet al te vaak! het „damesschap" vormt een beetje n pantser tegen het bezit van charme!
„Charme", zegt de opstelschrijfster in de Haagsche Vt.kt., „krijgt iedere vrouw bij haar geboorte mee: het is maar de vraag, hoe zij die gave cultiveert..." Of elke vrouw die gave bij haar geboorte meekrijgt, weet ik niet... ik geloof het zelfs niet, maar één ding is zeker; cultiveeren kan iedereen de charme. En het behoeven heusch niet enkel de vrouwen te zijn, die zich er op toeleggen; het is volstrekt geen „manneneer" om boersch-vierkant te wezen! Doch omdat het type helaas zoo

 

[218:]

 

zelden voorkomt, denken wij bij het woord „charmeur" steeds aan n min-gunstig, kruiperig, vleierig type... de wasch-degelijke Hollandsche indruk van een charmeur is die, zooals Hildebrand die in z n Camera Obscura van den „charmanten van der Hoogen geeft. Jammer, want daardoor is de „charme" bij ons tot onze eigen schade in discrediet geraakt. „Het komt er niet op aan", zegt dezelfde opstelschrijfster, „waardoor een vrouw charmeert als zij maar charmeert, hetzij door haar manieren, haar uiterlijk, haar kleeding, haar geestig discours, haar klankrijke stem, haar gebaren of haar humor."
Neen, — het komt er niet op aan. Maar er is voor dit alles willen deze of andere eigenschappen tot „charme" worden toch wel een zekere mentaliteit noodig, een zekere gemoedsgesteldheid, die men in zich zelf of in zijn kinderen niet telpoediq en met te uitgebreid genoeg kan aankweeken. Als eerste beginsel zou men daartoe kunnen vaststellen: „Denk vriendelijk" Dat wil zeggen: veronderstel niet altijd juist leelijke en lage motieven bij de omringende menschheid. Critiseer niet eeuwig maar neem menschen en zaken, zooals ze zijn. en tracht hen beter en mooier te maken, niet door aanmerkingen, maar door hcht en warmte, die van u zelf uitgaan. En daar is de charme De charme tegenover iedereen. Tegenover de meid en den knecht evengoed als tegenover gelijken en hoogeren. Want de echte charme beperkt zich niet tot soiréetjes!
Maar ach, - hoe moeilijk is de opgaaf: vriendelijk te denken. Hoe heeft dikwijls onze heele opvoeding, al onze levenservaring ertoe geleid, dat wi, kwaaddenkend en geweldig achterdochtig geworden zijn, en dat het eerste wat wij doen is: een onvriendegke veronderstelling maken! En dit geldt voor ons vrouwen het sterkst, omdat onze ervaringen niet door het leven gevijld werden. Omdat wij dus onze onvolgroeide scherpe kanten blijven houden en in onze eigengerechtigde oogen heel volmaakt zijn cfe normaliteit, de goedgeslaagde. Dat andere variëteiten óók recht van bestaan, en vaak méér recht van bestaan-hebben dringt maar moeizaam door...
„De klank van een vriendelijk woord", zegt Noto Soeroto m zjn nieuwverschenen bundel Fluisteringen van den Avondwind, „zal wijder en langer nagalmen, dan het gebulder van kanonnen of de stem des donders."

 

[219:]

 

Moesten wij dat niet als devies nemen, vooral voor de huisvrouwen, die zoo geducht onvriendelijk en kijverig kunnen rondredderen, en die, om de reputatie van stipte ordelijkheid, alles om zich heen verzuren? Wie ontwejpt er een sleutelmandje — immers het hoogheilig attribuut — met een versiering van gestyleerde letters, die Noto Soeroto's gedachten weergeven?!
Want, is het nu noodig, dat een vrouwtje in haar huishouden het oncharmantste wezen is, dat men zich denkt? Het beeld van de als een losgebroken duivel „schakende und waltende Hausfrau" is akelig Duitsch, evenals de angstig voor haar naar de kroeg vluchtende echtgenoot! Van onze oostelijke buren behoeven wij ook waarlijk de charme niet te leeren! De bekoorlijkheid, die de Teutoonsche geest voor zijn vrouwen uitdenkt, is een geheel ander begrip, dan wij van het woord hebben... Neemt eens de bekende Fritz Reuter. Die getuigde daar maar, zonder zich te schamen, dat hij zoo n paskwil van een vrouw gemaakt had. Een betere vrouw dan de mijne
bestaat er niet. Zij verdraagt al mijn nukken en kuren met engelengeduld en toont nooit een boos gezicht, als ik dat geduld eens op een te zware proef heb gesteld."
Want, ziet ge, zoo vervolgt de Reuterbiografie, Fritz Reuter hield namelijk erg van lang-slapen. Zijn vrouw was dan al lang uit de veeren en druk in de weer in de huishouding, maar van zijn luiheid maakte zij hem nooit een verwijt — integendeel, zij vertroetelde hem in alle opzichten en zorgde steeds dat zijn lievelingsgerechten op tafel kwamen... boonen, boerenkool met bloedworst, wortelen met gans, koek met rozijnen... Van hier ziet ge die brave Louise Reuter met haar potlepel en de deegrol door de keuken trippelen. Het Duitsche ideaal... de Teutoonsche charme.
Hoe geheel anders sprak een beroemd Engelschman zijn waardeering uit over zijn vrouw en zijn „home", waar Thomas Moore van zijn huwelijksleven getuigt: „Nu heb ik eindelijk de leegheid en onbeduidendheid van populariteit en toejuichingen gevoeld, nu ik in mijn thuis iets beters gevonden heb, dan hetgeen de wereld mij geven of ontnemen kan!
Wel kon Thomas Moore dit zeggen, die het geluk had van een bij uitstek intelligente, geestige, gevoelvolle echtgenoote te bezitten, en dochters, die hij zelf, geheel buiten het kader van

 

[220:]


den tijd, tot geleerde menschen in de volle beteekenis opvoedde.
Zooals de mannen door alle eeuwen heen de vrouw wenschten, zoo wérd zij ook. Deze plooibaarheid is met twee woorden te verklaren: economische afhankelijkheid. Nu evenwel de tijd van zelf-werkzaamheid en eigen-besef voor de vróuw is aangebroken, is de vicieuze cirkel, die haar omsloten hield, verbroken. Er is ontwikkeling naar alle zijden, en daarom is veralgemeening in den tegenwoordig en tijd zoo dwaas!
Hoe kan er nu gezegd worden: zóó moet „de" vrouw zijn of zóó — er valt niets te decreteeren, hoogstens te wenschen, en dein nog voor ieder geval afzonderlijk! Dat het voor de „arme" mannen nu veel lastiger is geworden, om een levensgezellin te kiezen, is begrijpelijk! Vroeger kon iedere vrouw daartoe dienen bij iederen man — thans houdt zij er haar eigen smaak en voorkeur en karakter op na. Er komen dus wrijvingen, botsingen, erger misschien — doch wat zou het? Beter een dwaling hersteld, dan uit laksheid erin berust!
En ook — wreede gedachte voor romantisch-poëtische geesten, die stoelen op de vóór tachtig-mentaliteit! — het beeld van dien forschen eik met die teedere klimoprank, die haar slapte aan des eiken ruwe schors ophing, is absoluut uit den tijd! Een modern vrouwtje zou zich schamen voor de rol van ruggegraatlooze klimopslierigheid! „Maar", zei me laatst een vrouwtje, dat nog op twee gedachten hinkte, „ik had zoo graag in mijn man een complete aanvulling gevonden, mijn vriend, mijn steun, mijn bewonderaar, mijn beschermer..." en zoo ging ze nog een poosje voort. En ze vond het jammer, toen ik haar uitlegde, dat wij tegenwoordig de primitieve periode ontgroeid waren en dat we veel te gecompliceerd geworden waren om onze „aanvulling" in één enkele persoonlijkheid te vinden... De eeuwen, dat de vrouw slechts haar eigen man zag op deze geheele wereld, maar ook niets dan hem, dat voor haar de menschheid begon en ophield met dien één en, dien zij „den heerlijkste van allen" moest vinden, zijn zoetjes-aan voorbij. Zulke dwaze verwachtingen koesteren wij niet meer van een menschelijk wezen, al is hij dan ook onze echtgenoot en al waardeeren wij hem nóg zoo — alles van hem verwachten kunnen wij niet. 'Wij hebben immers onze vrienden, onze geestverwanten, naast den echtgenoot? Waarom zouden er met de leden der andere sekse voor ons

 

[221:]

 

geen andere dan maritale betrekkingen mogelijk zijn? Mijn jonge mevrouwtje, dat zulke te hoog gespannen ideeën had heb ik er op gewezen dat wij er ons aan moeten gewennen, dat een echtgenoot de best mogelijk uitgekozen partner voor het leven, maar dat wij den armen kerel een veel te zware taak. op de schouders zouden leggen, door van hem te eischen, dat hij alles tegelijk voor ons zou zijn! Verwacht een man dat van zijn vrouw? Immers ook niet? Wenscht hij soms, dat zij zijn kunstaspiraties zal deelen of zijn handelsbelangen, of zijn dienstinteresses?
Hij heeft z'n vrienden, zijn handelskennissen zijn vakgenooten of wie dan ook, buiten haar, en zij zou het maar met dien éénen man moeten doen?
Al naar belangen, verlangens, ideeën, ambities, aspriaes uiten tegen dien éénen man, die er misschien met eens tijd voor heeft?!
Het allereerste wat ik wenschen zou voor de moderne vrouw is dat zij haar individualiteit ontwikkelt, en zich haar situatie bewust kiest.






vorige pagina | inhoud | volgende pagina