doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Pauline le Roux: 'Baboe'.
In: Nederland, 1 mei 1919


[150:]

Het was een heele gebeurtenis voor een klein Hollandsch gezin onverwacht zooveel gasten uit Indië te moeten herbergen.
Maar de omstandigheden leidden er toe.
De moeder van de kinderen was plotseling gestorven, kort na de geboorte van nummer twee. De vader kwam met Europeesch verlof naar Holland, en bracht een baboe mee voor de kinderen. Voorloopig zouden ze hun intrek nemen bij de tantes, dat sprak van zelf.
De kinderen waren een beetje lastig, maar toch erg lief, en de baboe was een noodzakelijk kwaad en zou geduld worden, zoolang ze noodig was. Ze sliep bij voorkeur op een matje — het was zomer — en nam weinig plaats in.
— Maar ze moet weg, zoodra we een goed Hollandsch kindermeisje vinden", zei Jantje's vader. „Ze verwent de kinderen".
— Ze is toch wel grappig, zei Mies, de jongste tante, en ze vertelde, hoe ze baboe had laten zingen. Eerst zacht, sentimenteel, zeker een wiegeliedje, en toen aldoor doller en wilder, en Baboe had oogen opgezet! En gelachen! „Wie weet, wat ze zong", zei Mies, „ik versta dat Maleisch toch niet! t Zal vast wel raar zijn!"
— 't Is wat moois," zei Jantje's vader, „Jelui verwend haar!"
— O, ja, zei Mies, dat doe ik. Ze is zoo amusant. En we zijn toch niet in Indië, dus het hindert niet of 'k haar bederf. Bedorven is ze toch al lang: ze heeft al zoo veel reizen naar Holland gemaakt. Ik heb tuinzaad voor haar gekocht. Dat wilde ze hebben, om thuis te zaaien in de bergen, waar ze woont, sla en worteltjes, en mij heeft ze reuk willen vereeren. Ik wou 't natuurlijk niet aannemen, maar ze drong er zoo op aan, en ik zou

[151:]

haar zoo beleedigd hebben als ik weigerde. Kijk, hier is het fleschje!"
— We zullen haar gauw weg sturen", zei Jantje's vader. Van avond plaats ik een advertentie."
— Ach, zeide de oudste tante medelijdend, de kinderen zijn zoo aan haar gewoon, en die arme oudste ziet er toch al zoo triest uit.
— Cassian," zei Mies, en wat is hij een mooi kereltje. Als hij er zoo witjes uitziet is hij net een marmeren beeldje."
— Ik zie hem liever als een flinken, Hollandschen jongen," zei de oudste der tantes.
— Zorg liever voor een Hollandsche kindermeid," zei Jantje's vader.
En den volgenden avond stonden er twee advertenties in de krant:
Wordt gevraagd;
EEN KINDERMEISJE, met goede referentiën.
En daaronder:
Er biedt zich aan:
EEN ZEEBABOE, om naar Indië te gaan. Vertrekt liefst zoo spoedig mogelijk.
Op die tweede advertentie kwamen drie brieven.
— Ze kan toch maar naar één familie tegelijk gaan", zei Jantje's vader, „maar ik weet niet of ze goed te vertrouwen is. Ze kan zich wel bij drie families te gelijk verhuren, om drie maal een goodspenning te krijgen. Ik ken ze!"
Hij won informaties in, en besloot haar te zenden naar de verst wonende familie in Friesland.
— Maar iemand moet haar naar den trein brengen, anders weet ik nog niet, of ze werkelijk gegaan is. Ze kan zich buiten mij om wel aan een ander verhuurd hebben, en tegen mij zeggen, dat ze naar Leeuwarden gaat. Maar zelf kan ik haar toch niet naar den trein brengen.
— Dat zal ik wel doen," zei Mies, gauw besloten.
Dit werd dankbaar aanvaard. Miesje vond het wel amusant,

[152:]

baboe voor bet laatst nog eens aan de praat te krijgen.
Om vijf uur 't morgens begaf Mies zich met baboe op weg naar den trein.
— Te vriendelijk van Juffrouw", zei baboe, „hoeft niet".
— Jawel," zei Mies, en deed haar best, zich goed te houden, en het haar te doen voorkomen als een werkelijke onderscheiding. Jantje's vader bedoelde het anders.
Ze gingen op weg op dat heel vroege uur langs een buitenweg, langs wei, wilgen, water en eendjes, en waren daar de eenige wandelaars.
Mies genoot van den frisschen morgen. Op eens vroeg ze, of baboe het daar niet mooi vond.
— Juffrouw moest naar Indië gaan", zei baboe.
— Maar juffrouw houdt niet van Indië," zei Mies, lachend. „Juffrouw blijft liever hier."
— Indië een goed land."
— Jawel, baboe, voor jou."
— Indië een heel goed land, Holland ook goed, maar Indië beter. Warm altijd, en mooi".
— Heb je het koud, baboe?"
— Neen, juffrouw."
— Maar Holland is mooier voor de juffrouw," lachte Mies. „En in Indië worden Hollanders dikwijls ziek, weet je dat wel, baboe?"
— Ja,!" riep baboe. „Ja!" en opeens vergat ze haar rustige, bij alles onderworpen houding. Er kwam iets duivelachtigs in haar zwarte tronie. „Hollanders ziek in Indië, ja!"
En er volgde, door baboe, een snelle opsomming van niet te herhalen Maleische namen van allerlei ziektes. Mies verstond er niets van. Verschrikt keek ze naar baboe, die demonisch lachte bij iedere gruwelijke ziekte, die ze opnoemde. Zoo had Mies haar nog nooit gezien. Wat een zwarte oogen!
Toen ze klaar was, herkreeg baboe haar gewone kalmte, haar onderworpen houding, en gedwee stapte ze voort, alsof ze niets had gezegd.
Daar was het station al.
— „Dag baboe, hier is je kaartje, en goede reis!"


inhoud