doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Anne Busken Huet-van der Tholl: Brieven aan Sophie Potgieter


Batavia, 13 febr 1875

[aanhef ontbreekt:]

Dat is braaf van u, lieve Sophie, dat hij onder al uwe zorgen en vermoeijenissen, er zoo trouw aan dacht ons op de hoogte van den toestand van uwe lieve kranke te houden. Gij weet niet, welk een treurige ondervinding het is, op zulk een afstand een der zijnen ernstig ziek te weten; het is eene onbeschrijfelijke kwelling, in het leed te deelen alsof het nog tegenwoordig was, en tevens te weten dat het reeds lang tot het verledene behoort en voor iets anders, onbekends, heeft plaats gemaakt. Maar ik mag van onze bekommeringen niet reppen tegenover u, die zo bitter geleden moet hebben.

Gij, wie leven zoo volkomen in dat van den heer P.[otgieter] opgaat; wat moet het voor u geweest zijn, die angst van hem te moeten missen! Wij hebben bitter met u te doen gehad, en de hemel geve, dat alle leeds nu reeds moge vergeten en de zieke weer nagenoeg tot zijne oude krachten moge terug gekeerd zijn. Gelukkig zagen wij uit de couranten dat de koude wat afgenomen was; dat was gelukkig goed voor ubeiden. Gij, die pas ook zoo ziek geweest zijt. Bakhuijzen deelt ook zeer in uw droefheid. Hij ook behoort, met ons, tot degenen voor wie het heengaan van mijnheer P. een onherstelbaar verlies weze zou. Moge hij nog jaren, jaren leven, en wij elkander nog eens vroolijk wederzien. Het zou zoo hard geweest zijn, nu de tijd zoo nabij is.-

Huet dankt u hartelijk voor de toezending van het deeltje poezie waarin hij zich van nacht nog (de post bragt het mailpaket gisteravond, klokke elf) nog is gaan vermeiden. Het portretje - alleen vinden wij niet gelukkig. Waar is de schalkse geest uit die in de werkelijkheid van leven tintelende oogen? Neen, dan is de fotografie. in bezit van Gideon, met de muts op, oneindig beter. Gideon zegt dat wij nog te Bloemendaal zijnde, met mijnheer P. eens gewandeld hebben over een zeer hobbeligen en slecht onderhouden weg, en dat hij toen net een gezigt zette, als op he tportretje voor de poëzie [nu].- De dood van mevr. Zimmerman heeft ons zeer gefrappeerd. Welk een slag voor haar gezin! Verwonderen echter doet mij haar vroegtijdig overlijden niet: de tering, dunkt mij, stond, jaren geleden, reeds op geheel haar wezen uitgedrukt. -

Hier maken wij het allen goed. Gideon groeit goed, maakt druk gymnastie, en leert met graagte algebra en Latijn. Aan tafel wordt tegenwoordig bij ons fransche gesproken; en hij heeft daarvoor reeds veel gemak.-

Wij leven tegenwoordig in geweldige regenplassen; een groot gedeelte van Java is overstroomd. Ook hier beneden in de stad is men er nie tvrij van, Doch wij leven [wonen] hier gelukkig hoog en droog en de regen brengt ons koelte, al zie ikzelve anders liever de zon. Doch de natuur is hier nu op haar fraaist, alles even frisch en groen; en terwijl ik dit schrijf, en gij bij de kachel kruipt, staat bij mij een geurig bouqûet van rozen en melattie op de tafel. Indië heeft veel tegen, en nu wij, over een half jaar, gezamenlijk naar Europa kunnen gaan, verheugt zulks mij zeer; doch Indië heeft ook veel vóór, en in mijn hart heb ik het lief, en zal er met weemoed van scheiden. Huet is volmaakt gezond en opgeruimd. Hij is veel minder gezet in den laatsten tijd, hetgeen hem zeer welkom is. Ik verbeeld mij, dat gij zijne stukken over de dames Woll en Deken met genoegen lezen zult.

Gij en de heer P. zijt nog net zoo'n paar Hollanders uit dien goeden ouden tijd.-

Ik hoop nu maar spoedig weer op een goedgunstige tijding. Aan goede zorgen zal het wel niet ontbreken. Dáárop kunnen we rustig zijn. Ik zou ook wel door u en uwe Betje opgepast worden willen. En welke krachtige soepjes en bouillons zullen er voor den zieke worden gekookt! Adieu, beste Sophie, groet uwen herstellende, hopen wij, op het hartelijks van ons allen en geloof mij
Uwe zeer liefhebbende en deelnemende
Anne BH


inhoud | vorige pagina | volgende pagina