doorzoek de gehele Leestrommel
Leestrommel
Leestrommel

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

J.M.J. Catenius-van der Meijden: 'Kwée-kwée'
uit: Groot nieuw volledig Indisch kookboek Van Goor Zonen: Den Haag/Brussel, [zonder jr, eerste dr. 1902]


[873:]

Kwée soes I

Een pond boter, 1 flesch water, 1/2 pond bloem, 10 eieren, zout.

Boter en water worden samen gekookt tot het water borrelt en de boter versmolten is. Laat dit bijna koud worden en roer dit, met het zout door het meel.
Daarna klutst men tien eieren wit en roert dit door het aangemaakte meel tot een deeg. Nu neemt men kleine soesvormpjes, die men, middels een veertje, met boter heeft besmeerd, en vult ze half vol met dit beslag. De soesen worden gebakken met vuur, van onderen alleen; als ze gerezen zijn doet men er óók van boven vuur. Men eet ze met rozenstroop of vanille-vla.

[874:]

Kwée soes II

Een half pond meel, 1/2 pond boter, 9 eieren, ¾ flesch melk, zout, gelei of vla.

De melk kookt men even met de boter op; neemt het daarna van het vuur en doet er, lepelsgewijze, de bloem bij, die er dan zachtjes doorheen wordt geroerd. Vervolgens doet men er, een voor een, de eieren bij, terwijl men door blijft roeren. Bak dit deeg, als hierboven is vermeld, gedurende een kwartier in soesvormpjes. Overigens als hierboven, recept No. 873.

[875:]

Kwée talam

Een pond rijstmeel, 1 theelepel zout, santen van 1 klapper, 3 plakken goela-djawa; voor de witte saus: een weinig santen en 3 eetlepels rijstmeel, zout.

Het meel wordt met de santen en het zout vermengd, daarna de goela-djawa gesmolten en er doorgeroerd. Dit wordt samen opgekookt tot een dikke massa, die men in een bassi kasar overstort en koud laat worden. De witte saus maakt men door een weinig santen kentel met drie lepels rijstmeel en wat zout tot een dikke pap te roeren en dit te koken tot het goed dik wordt. Dit wordt over de Kwée talam als een witte laag gegoten. Wanneer men dit gebak eet, snijdt men het aan vierkante stukjes.

[876:]

Kwée talam djagoeng

Tien a twaalf jonge djagoengs, zout, geraspte javaansche suiker, santen van 1 klapper. De saus als van Kwée talam.

Men raspt de jonge djagoengs, vermengt ze met wat zout en de santen en vervolgens met de geraspte javaansche suiker. Men gaat met de verdere bereiding van deze Kwée overigens te werk als bij de Kwée talam.
De saus, uit dezelfde bestanddeelen bestaande als bij bovenstaand recept, giet men als een witte dikke laag over de talam djagoeng. Men snijdt evenzoo stukken uit deze koek.

[877:]

Kwée timoes

Een pond ketanmeel, 2 ons javaansche suiker, 1/4 kopje water, ongeveer 1/2 ons geraspte of fijngesneden gebraden klapper, gekookte santen van den overgeschoten klapper, pisang-bladeren.

De suiker kookt men met het water tot stroop, doet er den geraspten gebraden klapper in en kookt dit samen nog eens op.
Vervolgens roert men deze suiker, die men wat heeft laten bekoelen, met het ketanmeel dooreen en lengt dit aan met een gedeelte van de santen, zoodanig dat men van dit deeg rolletjes kan maken. Deze worden dan in de overgeschoten santen gewenteld, daarna in pisang-bladeren gewikkeld en in den koekoesan gestoomd.

[878:]

Kwée tjara

Een half kattie rijstmeel, 1 kattie javaansche suiker, water, wat gestampte rijst en water, santen.

Het rijstmeel wordt met de javaansche suiker en wat water tot een deeg bereid.
Nu doet men in kleine vormen (halve bollen) of, bij gebreke, in een met een weinig olie ingewreven poffertjespan, wat gestampte rijst met water, dat men tot een beslag heeft gemengd; laat dit halfgaar worden en doet dan hierbij van bovengenoemd deeg een weinig op elk bolletje rijstbeslag. Is dit suikerbeslag óók halfgaar, dan doet men er een lepel dikke santen op. Zijn de koekjes dik dan neemt men ze van 't vuur af en stort ze over op een bord of op schoone pisang-bladeren. Wanneer de koekjes gaar zijn, vertoonen zich kleine gaatjes bovenop.

[879:]

Kwée tjarang madoe

Een half pond ketanmeel, 1 ei, dunne santen (een flesch), olie en tot stroop gekookte javaansche suiker.

Het ei wordt geklutst en met de santen aangelengd. Hierna roert men dit vocht met het ketanmeel. Vervolgens neemt men een wadjan, waarin olie wordt gedaan, die men goed heet laat worden. Het bereide deeg wordt dan in een peperhuis van pisang-blad gedaan, waarin van onder een gaatje is gemaakt, waaruit men het deeg, tot ronde koekjes, in de olie laat vloeien. Deze koekjes braadt men droog op, tot ze goed bruin zijn; dan haalt men ze er uit en doet er javaansche suikerstroop overheen


vorige pagina | inhoud | vorige pagina