Maandag 27 mei 2013: Boeli Burger
Kijk, daar zitten we: Boeli Burger en ik. Op het scherm
Boeli op zijn Harley Davidson. Zo snel als hij toen reed,
zo veel praatte hij nu. Over zijn Javaanse moeder die met
zijn Hollandse vader trouwde, over de grote liefde tussen
die twee, over de oorlog, zijn werk bij de politie (afdeling
terreurbestrijding), over kapitein Westerling van wie hij
een lift kreeg, zijn tijd in de gevangenis en net toen we
aan de aankomst in Holland wilden beginnen, was de tijd
om. Boeli vertelde ook over zijn jongetjesjaren waarin meisjes
hem meenamen en hem dan vroegen een muntje te zoeken. Hadden
ze ergens op hun lichaam verstopt. Ja, waar... dat vond
Boeli niet netjes om te zeggen. Gelukkig werkt hij aan een
boek waarin alles wel komt te staan. Is toch anders,
schrijven.
Woensdag 29 mei 2013: Tante/Oma Au Noija-Laisina
Tante Au bleek op het toneel een personality te zijn. Haar
twee zonen luisterden braaf. Ze vertelde met humor over haar belevenissen
(geld in een zakje in haar de onderbroek), ze liet ons haar ontroering
voelen over de mensen in haar dorp Hulaliu. De mensen zijn arm en
moeten toch elke maand vijf euro bijdragen aan de kerk. En een zak
cement. Ze moeten. Tante is de hoofdsponsor van de kerk.
Ze kookte en bakte een kleine dertigduizend euro bij elkaar. Als
de kerk geld nodig heeft, bellen ze haar. Want Tante Au zegt altijd:
"Ja, ik help."
Maar nu is ze moe. Alleen lichamelijk, maar toch. Het betekent
dat ze niet meer kan wat ze wil. Er is nog achtduzend euro nodig.
Gewoon, voor materiaal en werkloon. En dan kan de kerk open: 2.500
mensen willen erin. En Tante Au voelt zich verantwoordelijk. Ze
wil zo graag helpen. Wie wil haar helpen?
|